veel moois terugvinden van datgene wat we op de oude
kopergravures aan kaartschrift kunnen bewonderen:
Jodocus Hondius: Theatrum artis scribendi, varia
summorum nostri seculi, artificium exemplaria eom-
plectens, novem diversis Unguis exarata. Iudoco
Hondio Caelatore 1594 (Amsterdam).
Met de invoering van de boekdrukkunst werd de mo-
gelijkheid geboden om het schritt op kaarten te druk-
ken. Daarvoor waren drie verschillende technieken
mogelijk, alle drie toegepast op de in houtsnede uit-
gevoerde kaart. Het snijden van letters i n het hout
was zeer moeilijk, vooral wat de kleine letters be-
treft.
1. Men kon alle letters weglaten, en met een zet-
vorm, waarin enkel het loodschrift voorkwam, een
tweede drukgang uitvoeren. Deze techniek heeft
weinig toepassing gevonden, want het in register
drukken was erg moeilijk. We kennen voorbeelden
uit de jaren 1525-1535.
2. Men plaatste de loden drukletters in het houtblok
waarin de kaart gesneden was. Het uitdiepen voor
de individuele letters leverde meestal een onregel-
matig geformeerd woord op. M. a. w. de plaatsna-
men rammelden. Vele toepassingen uit de 15e en
16e eeuw zijn bekend.
3. Men zette de plaatsnaam uit losse letters op de
gewone manier in de zethaak waarvan men een du-
plikaat afgietsel in metaal maakte. Hiervan werd
weer een spiegelbeeldig dun metalen stripje gego-
ten dat op het houtblok waarin de kaart gesneden
was geplakt werd (fig. 4 a, b). (Stickup-letter
ing!). Waarschijnlijk werd deze techniek voor
het eerst toegepast door Petrus Apianius op een
kaart van Hongarije, door hem in 1528 te Ingol
stadt gedrukt.
Ook op de wereldkaart van Petrus Apianius uit 1530
werden de namen in deze techniek aangebracht,
waarop Dr. Woodward voor 't eerst gewezen heeft
(zie noot 6)Aan diens toestemming danken we ook
de hierbij gaande illustraties. Zolang er kaarten
in houtsnede gedrukt werden, is deze techniek toe
gepast. Men herkent de afdrukken aan het keurig
op een rechte lijn staande schrift. Voor het plaat-
sen van namen in gebogen vorm moest van losse
letters gebruik gemaakt worden. In enkele zeldza-
me gevallen zijn de houtblokken waarvan kaarten
gedrukt werden nog bewaard gebleven. Dit is het
geval met de zgn. Baierische Landtafeln
van Philipp Apian (zoon van Petrus) uit 1568. Op
de blokken die in het Bayerisches Nationalmuseum
te München bewaard worden zien we metalen
strookjes met plaatsnamen duidelijk zitten (fig.
4c).
Jodocus Hondius
Jodocus Hondius is de absolute grootmeester geweest
in het graveren van kaartschrift. Vanuit Viaanderen,
waar hij in zijn jeugd al zo bekend om de kwaliteit van
zijn handschrift was dat hij door de bisschop van Gent
gevraagd werd om daar in opleiding te blijven, is hij
in 1593 via verblijf in Londen naar Amsterdam geko-
men. Hij heeft in 1594 een leerboek over schoon-
schrift gepubliceerd en we moeten hem als de leer-
meester van Pieter van den Keere zien. Een voor-
beeld van de zwierige stijl die het kenmerk is voor
het kaartschrift van Jodocus Hondius zien we in fig.
5 a, b. Overal waar hij daarvoor de gelegenheid
vond zette hij namen in een zeer zwierig krullen-
patroon. Wij kunnen door vergelijking met het kaart
schrift van Pieter van den Keere (zie fig. 7 a, b)
uit ongeveer dezelfde tijd zien dat beide schriftsoor-
ten aan elkaar verwant zijn.
Voor de oorsprong van dit type kaartschriften moeten
wij teruggaan tot de jaren waarin Gerardus Mercator
te Leuven en te Duisburg zelf zijn kaarten tekende en
sneed. Gerardus Mercator is de eerste geweest die
tot het inzicht kwam dat het middeleeuwse lettertype
en de daaruit voortgekomen drukletters niet geschikt
waren om in de kartografie gebruikt te worden. Zijn
"Literarum Latinarum" uit 1540 introduceerde (of co-
dificeerde?) een nieuwe, zeer elegante stijl. Jodocus
Hondius heeft deze stijl niet zonder meer nagevolgd
maar is wel in deze stijl het schrift verder gaan ont-
wikkelen, en heeft er de zwierigheid aan gegeven die
kenmerkend is voor landkaarten en zeekaarten aan
het einde van de 16e en het begin van de 17e eeuw.
Deze zwierigheid gaat echter al na de jaren 1630 ver
loren. Er treedt dan een tendens op die er meer op
gericht is om zoveel mogelijk in de kaart te zetten en
die er minder op gericht is om de kaart ook door zijn
kaartschrift een zekere elegantie te geven. Men moet
niet denken dat het kaartschrift van Jodocus Hondius
en, zoals we zullen zien, ook dat van Pieter van den
Keere uniek geweest is. Het is zowel door de landme-
ters op hun handschriftkaarten als door kaartgra-
veurs nagevolgd. Het is daarom ook heel moeilijk om
uit een schrift op kaarten uit het begin van de 17e
eeuw af te leiden wie de graveur is geweest.
Men moet ook niet denken dat met het vertrek van de
Viamingen Van den Keere en Hondius naar de Noorde-
lijke Nederlanden de kaartsnijkunst in de Zuidelijke
Nederlanden, met name in Antwerpen, op een laag
niveau was gekomen. Er zijn bewijzen te over dat er
in de late 16e eeuw en ook in de vroege 17e eeuw zeer
hoogstand graveerwerk in Antwerpen versehenen is.
Tot de prominente graveurs behoorden daar in die
tijd de gebroeders Ferdinand en Ambrosius Arse-
nius, die vooral voor Jan Baptist Vrients gewerkt
hebben. Vrients is bekend als de uitgever van het
Theatrum van Ortelius in de jaren na 1598.
Er werd over de vernieuwing gesproken die door
Gerardus Mercator in het midden van de 16e eeuw
zou zijn ingevoerd. We nemen graag aan dat die ver
nieuwing ook een verbetering is geweest, maar we
willen toch wel eens d. m.v. kaart-vergelijking na-
gaan waarin die verbetering dan bestond. Daartoe
dienen de afbeeldingen 6 a en 6 b waarvan de ene de
voorstelling geeft zoals die in de oude stijl in het
midden van de 16e eeuw werd uitgevoerd en de andere
de nieuwe stijl, door Mercator geintrodueeerd. In de
oude stijl die van een gerenommeerde geograaf stamt,
Sebastiaan Münster, is het kaartschrift uit loden let
ters opgebouwd en in de houtsnede ingeplant. Hetzelf-
de fragment - we zien het gebied tussen Zürich en
Luzern - op een kaart uit omstreeks 1590 getekend
en waarschijnlijk ook gegraveerd door Gerardus Mer
cator geeft een veel beter overzicht van de geografi-
sche ligging en het schrift is oneindig veel rüstiger
en eleganter geworden.
Hoe verhoudt zieh dit oude schrift tot een moderne
beschrifting Om dit te kunnen beantwoorden verge-