wel te bedenken dat dit strakke schrift nog met de hand is aangebracht. De uniformiteit is ongeloof- waardig groot.' Een legenda met straatnamen is altijd nog beter dan onleesbaar klein schrift in de Straten schrijven. Want als je op steen of op papier kan schrijven kun je klei nere letters maken dan met de graveernaald mogelijk is. Dit heeft tot idiote prestaties geleid, waarmee eigenlijk niemand gediend werd. Afbeelding 15 uit een proefdruk bestemd voor de Winkler Prins ency- clopedie, geeft een voorbeeld van de fijnheid waar mee in stadskaarten nog namen in de Straten geschre- ven kunnen worden. Bij vergelijking blijkt dat dit wel de kleinste maat voor letters in Straten is die hier in Nederland ooit werd toegepast. De letters hebben een hoogte van 0. 7 mm. We beklagen vooral de ouden van dagen die indertijd hun dure encyclopedie om de kaartjes geraadpleegd hebben. We zijn met dit voorbeeld in de 20e eeuw beland, wat eigenlijk te jong is voor een historische beschouwing. Maar juist op die overgang van 19e naar 20e eeuw ligt in Nederland een interessante knik in de lijn van ontwikkelingvanaf die tijd worden niet meer uitslui- tend bij de Topografische Dienst de kleinste letters op kaarten geschreven. De ANWB doet sedert 1902 daaraan mee en, wat vooral een belangrijk moment is: na 1905 gaat de stad Amsterdam een aantal series kaarten maken. Daarin is ook een serie 1:10. 000 opgenomen, hetgeen betekent dat in de binnenstad de meeste straatjes niet breder dan een halve millime- ter zijn, met het bekende gevolg voor de straatna men. Het lettertype gaat eveneens veranderen: bij de Topografische Dienst werd gfefen zgn. draadschrift (ook wel genoemd: schreefloze letters. In het Duits: Blockschrift) gebruikt, op de kaarten van de stad Amsterdam daarentegen werd dit vrijwel uitsluitend toegepast. In de instructies voor het lettertekenen uit 1889, be stemd voor de leerlingen van de K. M. A. (zie noot 7) waarbij een prachtige atlas met voorbeelden behoort, komt het draadschrift niet voor. Evenmin in het Voorschrift ter vervaardiging van kaar ten (1856), dat door het Topografisch Bureau werd uitgegeven. Het is wel mogelijk dat de afdeling Rivierkaart van de Algemene Dienst van de Rijkswaterstaat als eerste rijksdienst met de draadletter (of schreefloze letters) begonnen is. Daarvoor zou een wat diepergaande Stu die gemaakt moeten worden dan voor dit artikel het geval was. In de eerste decennia van de 20e eeuw komt ook het mechanisch beschriften op gang. In de 19e eeuwse instructies voor K. M. A. en Topografisch Bureau wordt nog niets in die richting gezegd. De eerste mechaniekjes, het zgn. schriftstempel, zijn nog typisch bij het oude handwerk aangepast. (Wül- kow's Schriftstempel). In de eerste decennia van onze twintigste eeuw ont- staan de disputen tussen kartografen over vernieuw- ing van het lettertype op topografische- en atlas- kaarten. Het dualisme: Rom eins versus draadschrift werd in 1956 door Bonacker tot een principiele kwestie ver- heven in zijn artikel: Fortschritt oder Rückschritt in der Kartenschrift (zie noot 4). Hiermee hing ook de overgang van getekend schrift naar gezet schrift sa- men. Bonacker's emotionele vertoog richtte zieh vooral tegen het gebruik van drukletters, die niet aan de esthetische- en functionele eigenschappen van het kaartschrift voldeden. Met de komst van de mechani- sering verdween de persoonlijke stijl van de karto- graaf. Hij kon zieh echter in zijn vrije tijd nog uitle- ven in zijn grafische begaafdheden, en kan dat ook nu nog doen, gelukkig. Want letterschrijven en woorden tekenen, is een zeer persoonlijke vorm van communi- catie, ook wanneer dit als functionele grafische kunst bedreven wordt. De bedoeling van dit artikel is geweest om de glorie- tijd van de kaartschrijver te bespreken en er met kri tische ogen naar te kijken. Maar ook om er op te wij- zen dat er in onze tijd door begaafde mensen mooi kaartschrift met de hand gemaakt wordt. Naast de tijd, gebonden door voor Schriften beschikken we over voldoende vrije tijd om ons daarin te oefenen. Noten 1 J. L. van der Gouw, Oud Schrift, Publicatie no. 3 van de Archiefschool, Zwolle, 1963 2 R. A. Skelton, A contract for world maps at Barce lona, 1399-1400, Imago Mundi XXII, 1968, pp. 107-113 3 M. Eckert, Die Kartenwissenschaft, Berlin, 1921 4 W. Bonacker, Fortschritt oder Rückschritt in der Kartenschrift, Studien zur Kartographie, Fritz Haller Verlag, Berlin, 1957 5 W. Bonacker, Die Namenstellung in geographischen Karten, Studien zur Kartographie, Fritz Haller Verlag, Berlin, 1957, p. 7 6 D. Woodward, Some evidence for the use of stereo- typing on Peter Apianus world map of 1530, Imago Mundi XXIV, 1970, pp. 43-48 7 M.H.A. J. van Meurs, Aanwijzing bij het topogra fisch teekenen. Breda, 1889 18

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 20