Köper- en Steengravure
H.Hoogenkamp en J. van Oudvorst
St e engr avu r e
Lithografische stenen werden voornamelijk betrokken
uit de omgeving van Solenhofen in Zuid-Duitsland.
Het materiaal is kalksteen met een geringe bijmenging
van kiezelzuur en ijzeroxyde en heeft een zeer dichte
en fijne korrelstructuur. De hardheid van de stenen
wisselt en is te herkennen aan de kleur: geel voor de
zachte soort, grijs-groen voor de hardere en blauw-
achtig voor de hardste. Voor het graveren werden in
het algemeen de zachtere stenen gebruikt; de hardere
soorten deden dienst voor het overdrukken en het in-
wassen van tinten.
Als eerste bewerking werd het oppervlak van de steen
langdurig in de slijpmachine geslepen met steeds fij-
ner slijpzand. Daarna werd de steen verder geprepa-
reerd d. w. z. met behulp van een zwak zuur vetvrij
gemaakt, matglanzend gepolijst en van een bescher-
mende gomlaag voorzien. Tenslotte werd op de gom-
laag een grondlaag aangebracht; deze donker getinte
laag diende voor het verkrijgen van een grotere con-
trastwerking tijdens het graveren.
De steen was nu gereed om er het te graveren kaart-
beeld op aan te brengen. Dit geschiedde aanvankelijk
met behulp van de decalqueermethode, later is men
erin geslaagd via fotografie en eiwitcopie een beeld
over te brengen.
Bi] de decalqueer- of overdrukmethode werd het ori-
gineel (nettekening van de verkenner) overgenomen op
calqueerpapier. Dit werd vervolgens omgekeerd
neergelegd op de geprepareerde steen, waarop tevo-
ren het binnenkader, getrianguleerde punten, meridi-
anen en parallellen geconstrueerd en gegraveerd wa
ren. Een dun vel papier, waarop rood krijt was uit-
gewreven, werd tussen calque en steenoppervlak ge-
schoven en met een fijne, ronde naald werden alle
lijnen nagetrokken en aldus als dünne, rode lijntjes
op de steen overgezet. De omslachtige werkwijze en
de geringe maatvastheid van het calqueerpapier
maakten deze methode tot een zeer kostbare en ook
zeer kwetsbare.
Later is men erin geslaagd om het te graveren beeld
via fotografie en copie over te brengen op de steen.
Van het origineel (minuut van de verkenner) werd een
fotografische opname gemaakt. Het resulterende
glasnegatief werd gelegd op een steen, welke gevoe-
lig gemaakt was met een eiwit-bichromaatlaag, en
vervolgens met koolspitslampen belicht. Na ontwik-
keling met water en intamponeren was de steen voor
zien van een grijsgetint beeld.
Zodra het beeld was overgebracht, kon het graveren
beginnen. De steen lag daartoe op een speciale zware
graveertafel met een draaiplateau. Op houten arm-
steunen kon de graveur zijn armen laten rüsten op
gelijke hoogte met het oppervlak van de steen.
Tot zijn werktuigen behoorden in de eerste plaats
graveernaalden met een ronde kop voor het graveren
van het lijnwerk en verder zgn. echoppeernaalden
voor het uitschaven. Deze graveerwerktuigen werden
door de graveur zelf geslepen. Naast deze naalden
gebruikte de graveur: stalen driehoeken, schrapmes-
sen, vergrootglas (driepootje)passer en penseien.
Bij het graveren werd met de naald de grondlaag en
beschermende gomlaag doorsneden en een ondiepe
groef in de steen gemaakt. Het gegraveerde beeld be-
stond dan tenslotte uit dieperliggende, heldere lijnen
op een donkere ondergrond (contrasterende grond
laag). Het uitkomende stof werd met een penseel of
een dot watten zorgvuldig weggewist.
Bij het decalqueren werd alleen het lijnwerk op de
steen overgebracht, Symbolen en schrift moesten uit
de vrije hand gegraveerd worden. Overigens kon men
bij het graveren een vijftal fasen onderscheiden: trek,
schrift, waterfilering, opwerksel, hoogtevoorstelling.
Het graveren van waterfilering (gebogen lijnen even-
wijdig aan de oever) en schrift golden als de moei-
lijkste graveerwerkzaamheden, die dan ook uitslui-
tend door eerste klas graveurs werden uitgevoerd.
Het graveren van opwerksel en trek werd overgelaten
aan jongere, nog minder ervaren krachten.
De opleiding tot graveur was een langdurige zaak.
Vooral het leren graveren van letters eiste veel oefe-
ning, daar een volleerd graveur uit de vrije hand
spiegelbeeidig schrift van alle groottes feilloos moest
kunnen graveren. Gedurende vele jaren kreeg men
daartoe een klein formaat lithografisch steentje mee
naar huis om in de avonduren te oefenen in het grave
ren van letters.
Een goed graveur werd dan ook gekenmerkt door een
vaste hand, een geoefend oog, gevoel voor vlakverde-
ling en vooral: veel ervaring.
Kop ergravur e
(Onderstaande beschrijving is in de originele spelling
gelaten; ook is niet getracht de terminologie te mo-
derniseren. De beschrijving is wel enigszins bekort.)
Alvorens met graveren te beginnen, wordt eerst een
calque van de zeekaart op nitro-celluloid gekrast.
Deze calques worden in kleine gedeelten van de be-
staande teekening overgenomen en op koper overge
bracht. Dit geschiedt nadat op de koperen plaat nauw-
keurig de meridianen en parallellen, in dünne intee-
kenlijntjes zijn opgezet. Het overbrengen in kleine
gedeelten is noodzakelijk, daar een grootere opper-
19