slepen, daarna met een bruineerijzer gladgemaakt en
tenslotte met kool en olie nageslepen.
Deze kool, van uitgezocht gebrand lindenhout, vormt
met olie vermengd een prachtig slijp- en polijstmiddel.
De uitgeslepen correcties worden door middel van een
aanteekenpasser, een tweebeenige lange stalen passer
met omgebogen punten, aan de achterkant van het ko-
per afgeteekend. Daarna wordt door middel van aam -
beeld, drevel en hamer het uitgeslepen deel weder
opgedreven, zoodat aan de graveerzijde de plaat ter
plaatse weder geheel vlak is. Aan de graveerzijde
(dus daar, waar de correcties is uitgediept) wordt het
aambeeld tegen de op te drijven piek gehouden en aan
de achterkant, waar de afteekening van dit plekje goed
te zien is, wordt de plaat met drevel en hamer be
werkt.
Bij grootere plekken van b.v. 1 of meer drn^ wordt
steeds gestreefd naar een meer gelijkmatige afslijping,
d.w. z. een haast niet zichtbare overgang in de overi
ge oppervlakte. Een oppervlakte van b.v. 5 dm2 of een
nog grootere, wordt met een groot schraapstaal (om
gebogen beitel) uitgeslepen. Dit schraapstaal heeft
een lange houten steel, die Over de schouder gelegd
wordt.
Een andere methode voor het aanbrengen van correc
ties is gevonden in de galvanoplastiek.
No ot
De tekst van dit artikel is gebaseerd op informatie-
stencils van de Hydrografische Dienst (kopergravure)
en de Topografische Dienst (steengravure)
scwtin,
SCHRIFT.
21