denten van een kaart van Schotland, die voor het
merendeel af te leiden zijn uit de correspondentie
tussen Pennant en George Paton.
De ontwikkeling van de zeekaart en navigatie-aan -
wijzingen:
Prof. A.H. Robinson van University of Wisconsin,
Madison, sprak over Blackmore's 1715 piain chart of
Nova Scotia: Isobath in the open sea Dit thema bracht
veel beroering en discussie teweeg, daar nog weinig
onderzoek op dit gebied heeft plaats gevonden. AI met
al werd de vraag nog niet met een positief antwoord
bekrachtigd.
Vervolgens gaf Capt. A. Teixeira da Mota van het
Centrum voor Studie van de Historische Cartografie,
Lissabon, met: Some notes on the Organization of
hydrographical Services in Portugal until the beginning
of the 19th Century, een uiteenzetting over zowel de
organisatie van een instelling als de inhoud van de
kaarten die gemaakt werden. Hoewel er iets bekend
is over de personen die kaarten maakten in de 15e en
16e eeuw, bestaat er weinig informatie over hoe hun
werk georganiseerd was, hoe de kaarten werden bij—
gewerkt na ontdekkingen en andere wijzen van ex-
ploratie van gebieden. Het proces van de ontdekking
van 'the Atlantic' impliceerde de overgang van het
gegiste bestek naar de astronomische navigatie met
de eruitvoortvloeiende gevolgen voor de kartografie.
Dr. G. Schilder van het Geografisch Instituut, Rijks-
universiteit Utrecht, schetste in: Organization and
development of the Dutch East India Company's
Hydrographie Office in the 17th Century, een duidelijk
beeld van de V. O. C.
Door de ontdekkingen die dr. Schilder gedaan heeft
tijdens zijn archieven-onderzoek ontstond een beter
beeld van de organisatie en ontwikkeling van de
V. O. C. Hoewel zijn onderzoek i. v. m. een geplande
publicatie over de ontwikkeling van de kartografie en
de navigatie van deze compagnie nog niet compleet is,
gaf hij alvast een kort overzicht van enkele recente
ontdekkingen. Men heeft altijd gedacht dat de V. O. C.
alleen een kartografische werkplaats in Amsterdam
had waar de bekende kartografen als Plancius, Hessel
Gerritszoon en de Blaeu-familie werkte. Niemand
wist tot nu toe dat er in de 17e eeuw een soortgelijk
atelier bestond in Batavia onder leiding van een baas-
kaartenmaker. Pas met de benoeming van Hessel
Gerritszoon in 1617 wordt de geschiedenis van dit
'Hydrografisch Bureau' enigszins duidelijk, want zijn
instrueties vormen de bron voor een gedetailleerde
informatie wat betreft de rechten en plichten van een
kaartenmaker in dienst van V. O. C. Dat de kaarten
met de hand gemaakt werden hield verband met de
geheimhouding van de af te beeiden gegevens. In
brieven wordt geklaagd over diefstal van V. O. C.
eigendommen en de financiele last die er daardoor op
de compagnie rust. Het gebeurde wel dat men om er
wat bij te verdienen, de geheime V. O. C. -kaarten
aan buitenstaanders verkocht. In Parijs bevindt zieh
een zeekaart waarop aan de achterkant geschreven
Staat gekocht van een Hollandse zeeman.
Om dit soort praktijken te voorkomen, werd 16 april
1655 besloten voortaan lijsten mee te geven waarop
alle kaarten en instrumenten staan vermeld die nodig
zijn voor de reis tussen Texel en Batavia. Naast
vermelding van aantal stuks werd ook de prijs ge-
noemd. Na ontvangst moesten deze lijsten getekend
worden door de schipper en de opper- en de twee
onderstuurmannen. Die van de schipper was de uit-
voerigste. Bleek bij terugkomst het een en ander te
ontbreken, dan werd 2x de prijs die op de lijst stond
van het loon afgetrokken. Deze lijsten werden gedrukt
om het voortdurend overschrijven te vermijden en
alleen de naam van het schip, de officieren en de
datum werden met de hand ingevuld. Het zijn deze
lijsten die een zeer waardevolle bijdrage hebben ge-
leverd tot de kennis van de uitrusting van de
compagnieschepen in de 17e eeuw en het aantal en de
typen navigatiemiddelen en zeekaarten die aan boord
van de Indie-vaarders aanwezig waren.
Tony Campbell, werkzaam bij Weinreb en Douma Ltd.
in Londen bezocht in 1969 de bibliotheek van Christ
Church College in Oxford, in de hoop enige Engelse
manuscript-zeekaarten te vinden. Tot zijn grote
verbazing ontdekte hij er een tot nog toe onbeschreven
atlas: Martin Llewellyn's Atlas of the East (c. 1598).
Deze atlas bleek drie en een halve eeuw onbekend te
hebben bestaan en vormt de vroegste zeeatlas die
door een Engelsman gemaakt is.
Prof. L. de Vorsey, van de University of Georgia
belichtte in: Charting the Gulf Stream: the work of
Benjamin Franklin and William Gerard De Brahm,
de kartografische geschiedenis van de Golfstroom.
Er is enorm veel literatuur over de geschiedenis van
ideeen voortgekomen uit speculaties en theorieen.
Zowel De Brahm als Franklin zijn actief geweest om
te komen tot een in kaart brengen van de Golfstroom,
zijn loop en afbakening in de jaren rond 1760.
Marcel Destombes, bekend historisch kartograaf en
editor van Imago Mundi, zette in zijn lezing de
Nederlandse kartografie centraal: Some rare Dutch
Charts of the 17th Century. Hij beschreef een wand-
kaart van Amerika van 1605 in 8 bladen, gegraveerd
door Josua van den Ende en zieh bevindend in de
Klaproth Collectie, Bibliothfeque Nationale, het enige
exemplaar dat bekend is. Vervolgens twee nieuwe
bladen van de grote wereldkaart van Petrus Plancius,
gegraveerd in 12 bladen 1604 door Josua van den
Ende. De beide bladen zijn van de originele koper-
platen gedrukt met correcties in Noord en Zuid
Amerika, gebaseerd op Hollandse reizen die in 1613
en 1620-21 plaats vonden; de naam Josua van den Ende
was verwijderd. Beide bladen zijn unieke en onuit-
gegeven exemplaren. De twee gekleurde exemplaren
van de Paskaart (1622-25) van Guinea, Brasilien en
West Indien en van de Paskaarte van de Westersche
Zee 1622) waren van de hand van Willem Jansz
Blaeu. De in 1926 alleen bekende exemplaren werden
door Dr. F.C. Wieder beschreven. Zij bevonden zieh
respectievelijk in New York en Utrecht.
Mevr. Ulla Ehrensvärd van de Koninklijke Bibliotheek
in Stockholm besprak Petter Gedda's Atlas of the
Baltic Sea. In 1695 werd in Amsterdam deze atlas
gepubliceerd in een Zweedse, Nederlandse en Engelse
editie met 10 zeekaarten gegraveerd door Anthoni de
Winter. Toen men ontdekte dat de zeekaarten over-
genomen waren door de Hollandse drukkers Joh. Loots
en H. Doncker moesten de koperplaten van de kaarten
naar Stockholm gestuurd worden. In 1699 liet
admiraal Werner von Rosenfeldt van de Zweedse
marine een nieuwe editie uitkomen van Gedda's atlas
met 12 zeekaarten.
KT 1976. II. 4
9