Vanuit de Afdelingen Kartografie en Urban Surveys (Stedelijk Onderzoek) van het ITC werd een werkgroep in het leven geroepen om te komen tot het maken van een ruimtegebruikskaart van Enschede. Ofschoon de ruimtegebruikskaart tot de nieuwere Produkten van stedelijke kartografie behoort, heeft men naar eerder gepubliceerde kaarten op dit gebied moeten kijken, alvorens met het werk kon worden begonnen. Conclusies die men uit dit onderzoek kon trekken zijn mede bepalend geweest voor het te volgen beleid. Reeds in 1964 werd in de Mededelingen van de Karto- grafische Seetie (Kartografie No. 24) een artikel van G. J. Zuidhoek (5) gepubliceerd over het gebruik van plans en topografische kaarten bij een sociaal- economisch bureau van een stedebouwkundige afdeling. Dit artikel bevat onder andere een duidelijke be- schrijving van het zgn. bouwblokonderzoek dat des- tijds in Amsterdam verricht werd. Het bouwblokonderzoek zoals beschreven in het boven- bedoelde artikel is zeer nauwkeurig en gedetailleerd. Er zijn echter twee bezwaren die deze methode voor het maken van een ruimtegebruikskaart ongeschikt maken, nl. - het aantal gegevens dat weergegeven moet worden, maakt het noodzakelijk zeer grote schalen te gebruiken, 1:1.000 en zelfs 1:500; - de inventaris van elk gebouw wordt letterlijk 'op straat gezet', zodat voor elk bouwblok een apart kaartje nodig is. In een ruimtegebruikskaart moet de straatoppervlakte ook als een integraal deel van de kaart behandeld worden; daarom is het nodig alle gegevens in situ af te beeiden. In het buitenland treft men voorbeelden aan van funktionele stadsplattegronden, vooral in Japan: de Urban Function Map of Sapporo (6) werd voor het eerst op de ICA Conferentie in Ottawa in 1972 getoond; de Guide Map of Tokyo verscheen kort daarna (7). Ofschoon vastgesteld moet worden dat deze kaarten, gezien hun kwaliteit, zeker als geslaagd beschouwd mögen worden, vonden de leden van de Werkgroep Ruimtegebruikskaart Enschede dat de schalen 1:15. 000 en 1:25. 000 in het algemeen aan de kleine kant zijn voor dit soort werk, waardoor de weergave van af- zonderlijke gebouwen door het aangeven van huizen- blokken vervangen moest worden en het eventueel aanwezig gedifferentieerd gebruik binnen een gebouw niet tot uiting kon komen. Het werd derhalve duidelijk dat het bepalen van de juiste kaartschaal zeer kritisch bekeken zou moeten worden, daar de gekozen schaal uiteindelijk een over- heersende invloed heeft op datgene wat in kaart gebracht kan worden. Het NIR O V - v o o r st e 1 Het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV) is reeds jaren geleden bezig geweest met de problematiek van funktionele stads- kaarten en stedelijke ruimtegebruikskaarten. Aan- leiding hiertoe was de publikatie in 1963 van een funktionele plattegrond van het centrum van Enschede door Kouwe, Spits en de Widt. Datzelfde jaar Steide het NIROV de Werkgroep 'Kleuren en tekens op stede bouwkundige plannen' samen om tot een standaardisatie van de kartografische Vormgeving en de uniformering van ontwerptekeningen en inventarisatieplattegronden te komen. Het verschil tussen een funktionele kaart en een ruimtegebruikskaart kan wellicht met het volgende voorbeeld duidelijk gemaakt worden: een warenhuis bestaat uit verkoopruimte, kantoorruimte, magazijn (opslagruimte) en misschien nog een restaurant. Op een funktionele kaart vormt dit warenhuis een funktionele eenheid: VERKOOP. Op een ruimte gebruikskaart zullen de afzonderlijke onderdelen getoond moeten worden. Daar de terminologie voor beide methoden van weergave vaak dezelfde is (verkoopruimte/verkoopfunktie)zou het weergeven van ruimtegebruik en -funktie op e&nzelfde kaart tot verwarring kunnen leiden. Vanuit kartografisch oog- punt zouden de Problemen van weergave eveneens haast onoverkomenlijk zijn. In zijn artikel over een vermenging van funktionele en ruimtegebruikskaart, houdt drs. J. Buit eveneens een pleidooi voor het gescheiden hanteren van beide soorten kaarten (8) De NIROV-Werkgroep heeft haar bevindingen vervat in een rapport dat in 1967 gepubliceerd werd (9). Dit rapport heeft in zover niet het beoogde doel bereikt dat er tot op heden, voor zover de auteur dezes bekend, slechts etn enkele poging is gedaan de aan- bevelingen van dit rapport in praktijk te brengen. De ruimtegebruikskaart van Enschede werd begonnen met het doel de aanbevolen standaardisatie aan de praktische toepasbaarheid te toetsen en, waar nodig, Verbeteringen en aanpassingen aan eigen behoeften resp. aan gewijzigde inzichten, in te voeren. Naar- mate de werkzaamheden vorderden, bleken inderdaad zowel van de kant van de stedebouwkundigen, die met de inventarisatie belast waren, als van de zijde van de kartografen, die met de vormgeving belast waren, een aantal veranderingen nodig te zijn. Deze veranderingen worden hieronder toegelicht aan de hand van de Problemen die tijdens de uitvoering van de kaart naar voren zijn gekomen. Karteringsproblemen De inventarisatie van het gebruik van de ruimte is altijd een momentopname, vooral in een stad waar economische en sociale Processen zeer intensief zijn. In dit opzicht bestaat er geen verschil tussen terrestrische opname en luchtverkenning: de lucht- verkenning maakt het alleen mogelijk een groter gebied in een kortere tijd te bestrijken. In deze op name treft men gebieden (=percelen) aan waar op dat moment geen aktiviteit plaats vindt, bijv. verlaten, ongebruikte terreinen of gebouwen alsmede terreinen en gebouwen die nog niet in gebruik zijn genomen (bouwterreinen, etc.). Ofschoon de bouwnijverheid als een tak van industrie beschouwd mag worden, zou het niet juist zijn een in aanbouw zijnde woning of flatgebouw als een industrieel perceel aan te geven. De NIROV-klassifikatie bood geen oplossing voor dit probleem. Voor het weergeven van deze leegstaande percelen werd een neutrale grijze kleur gebruikt, iets lichter voor de terreinen, iets donkerder voor de gebouwen. Het paarsachtige grijs van de bouwterreinen heeft bewust een affiniteit met industrie, zonder echt 'industrie' te zijn. 12 KT 1976. II. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 14