Volgens de NIROV-klassifikatie moest grijs echter voor het verkeer behouden worden (zie fragment op de kaart van het Centrum van Enschede): lichtgrijs voor het snelverkeer, grijs-wit-geblokt voor het langzaam verkeer en wit voor de voetgangers. Het verkeer is echter een zeer positieve, zeer intensieve vorm van ruimtegebruik; daarom is besloten een meer opvallende kleur te gebruiken. Bij de informatieverzameling deed zieh een andere moeilijkheid voor: om verschillende redenen was het soms onmogelijk het gebruik van bepaalde percelen of delen ervan waar te nemen; een aparte kategorie werd hiervoor gecreeerd, 7.4 'gebruik onbekend1, met een voor de hand liggende kartografische weergave: wit laten. Het NIROV-voorstel voorziet wel in het probleem van weergave van het ruimtegebruik van de verschillende bouwlagen: de plattegrond van het gebouw op de kaart wordt in twee of meer delen gedeeld door middel van diagonale lijnen (zie fragment op de Kaart van het Centrum van Enschede)ieder deel krijgt een afzonder- lijke kleur; het deel aan de straatkant heeft betrekking op de begane grond. In bepaalde gevallen, bijv. wanneer drie zijden zieh aan de straatkant bevinden, kan dit tot verwarring leiden. Het is vaak ook niet duidelijk of een bepaald lijntje een diagonaal dan wel een scheiding tussen twee gebouwen is; vooral in oude binnensteden is dit gevaar niet denkbeeidig. Op de ruimtegebruikskaart van het centrum van Enschede, is de voorkeur gegeven aan cirkeltjes voor het aangeven van het gebruik van elke bouwlaag boven de begane grond. Voor hoge gebouwen (5 bouwlagen en meer) werd het gebouw in parallelperspektief getekend. Hierdoor krijgt men tevens een driedimensioneel beeld van het profiel van de stad; de kaart krijgt als het wäre meer diepte. Op de kaart 1:12. 500 moest het aangeven van ge- differentieerd gebruik tussen begane grond en ver- diepingen beperkt blijven tot de hoge gebouwen. De afmetingen van de afzonderlijke percelen laten het op deze schaal niet meer toe cirkeltjes in de percelen op te nemen. Een niet opgelost probleem vormt het aan geven van het gebruik van verdiepingen beneden de begane grond, bijv. parkeerkelders. Op de grootschalige kaart van de binnenstad was het mogelijk de plattegrond van een gebouw onder te verdelen naar verschillende gebruikscategorieen. Zo ziet men bijv. bij het hoofdpostkantoor een deel van het gebouw aangegeven als verkoopruimte (dat is het deel voor de loketten) en een deel als kantoorruimte (het deel achter de loketten). Bij het Station, worden het Grenswisselkantoor, de krantenkiosk en de kapperszaak als verkoopruimten en de restauratie apart aangegeven. Voor het weergeven van een dergelijke onderverdeling op een verdieping werd vooralsnog geen oplossing gevonden. Het dominant gebruik naar oppervlak was doorslaggevend voor het aangeven van het gebruik van een verdieping. Ook een gedeeld ruimtegebruik van de begane grond van een driedimensionaal aangegeven hoog gebouw bleek onmogelijk weer te geven wanneer het betrokken deel aan de schaduwkant van het gebouw lag. Naast een gedeeld ruimtegebruik in oppervlakte en hoogte, kent men nog een gedeeld ruimtegebruik in tijd: een grote parkeerplaats, het Hendrik Jan van Heekplein, wordt twee dagen per week als markt gebruikt. De weergave van dit gedeeld ruimtegebruik in tijd werd gerealiseerd door middel van alter- nerende banden van beide betrokken kleuren. Er werd daarbij nauwkeurig vastgesteld dat de banden voor de aanduiding van verkoopruimte smaller moesten zijn dan die voor de aanduiding van verkeers- ruimte. Strikt genomen, had men hier het gebruik op het moment van de opname moeten weergeven (dus markt of parkeerplaats)Het is duidelijk dat men hier, terwille van de werkelijkheid, het principe van momentopname niet te letterlijk kon opvatten. Tevens werd voor de 1:2500 kaart de beslissing genomen het openbaar groen te verlevendigen door het aangeven van bomen met kruinen groter dan 5m in doorsnee. De groene kleur en de onregelmatige vormen onderbreken de strakheid van gebouwen en Straten. Conclusie Evenals de NIROV-publikatie eindigt met de mede- deling dat verbetering zeker mogelijk moet kunnen zijn, zo wordt ook met de publikatie van de ruimte gebruikskaart van Enschede niet beweerd dat het einde thans bereikt is. Men kan in een andere stad, in een ander land, met een heel andere problematiek in aanraking komen. Men kan in de toekomst gewij- zigde sociale en economische inzichten krijgen. Maar ook nu kunnen bepaalde aspekten over het hoofd gezien zijn. Desondanks kan er met zekerheid gezegd worden dat met de publikatie van deze kaart een belangrijke stap werd gemaakt op het gebied van de stedelijke kartografie. Literatuur 1 Stadsvernieuwing, De Voorbereiding, Gemeente- blad 1969, Bijlage R, Amsterdam 2 P. Hofstee: Actual space use map of Enschede - urban Tand use' inventory with photo Interpretation, in: ITC Journal 1976-3, pp. 431-456 3 E.S. Bos: Cartographic aspects of the actual space use maps of Enschede, 1:12.500 and 1:2.500, in: ITC Journal 1976-3, pp. 457-478 4 H. Pape: Urban cartography-town planning, in: International Yearbook of Cartography 1973, pp. 191-199 5 G. J. Zuidhoek: Het gebruik van plans en topo- grafische kaarten bij een sociaaleconomisch bureau van een stedebouwkundige afdeling, in: Kartografie No. 24, 1964 6 M. Takasaki en K. Kanazawa: Urban funetion map of Sapporo, VIth ICA Conference, Ottawa, 1972 7 Guide map of Tokyo, Geographical Survey Institute, Tokyo, 1973 8 J. Buit: Een vermenging van funetiekaart en grond- gebruikskaart Een pleidooi voor het gescheiden hanteren van beide kaarten, in: Stedebouw en Volks- huisvesting, december 1963, pp. 274-277 9 Voorstellen inzake uniforme aanduidingen op stede bouwkundige kaarten, NIROV-publikatie No. 72,1967 Noot R. J.M. J. Bertrand, B. Sc. is werkzaam bij de Afdeling Kartografie van het ITC te Enschede. KT 1976. II. 4 13

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 15