a b c
Bij de onderkasten doet zieh dit verschijnsel in veel
mindere mate voor.
Dit illustreert dat we als kartograaf het zo moeilijke
gebruik van kapitalen eigenlijk beter kunnen overlaten
aan vakbekwame typografen. Met de vuistregel in
principe steeds onderkasten te gebruiken en slechts
bij hoge uitzondering kapitalen, kunnen we o. a. boven-
omschreven risiko's zoveel mogelijk vermijden.
Wijknamen op de 1:12.500
De selektie van de wijknamen op de kaart 1:12. 500
werd gedaan op grond van plaatselijk gebruik en
bekendheid. Een officiele lijst van de gemeente
Enschede met een wijkindeling bevatte een aantal
namen die niet in het dagelijks gebruik voorkomen.
De reden hiervoor was dat de lijst uitsluitend voor
statistische doeleinden wordt gehanteerd.
De wijknamen moeten worden gezien als een hulp-
middel voor snelle orientatie en mögen daarom niet al
te zeer op de voorgrond treden, waardoor het beeld
van het ruimtegebruik door teveel zwart zou worden
bei'nvloed. Daarom ging de voorkeur uit naar een
gerasterde letter. De letter werd gezet uit de Univers
65 (romein, halfvet)0.4 mm gespatieerd in korps 9
en opgerasterd met 40% zwart, 54 1/cm.
Längs fotografische weg werd met behulp van Du Pont
direetpositieffilm een ragdun contourtje om het letter -
beeld aangebracht. Het hiergevolgde procede is uit-
voerig omschreven in het artikel van Spiess/Bühlmann
(7).
Het was de bedoeling de zwarting van de wijknamen
ongeveer 60% te doen zijn. Door de toegevoegde
contouren wordt de letter donkerder, waardoor met
een 40% raster kan worden volstaan:
T uindorp
3 Broekheurne
Tuindorp
Broekheurne
c Tuindorp
Broekheurne
Flg. 1 Het rasteren van wijknamen
a. ongerasterd
b. gerasterd (40% - 54 1/cm), zonder contour
c. gerasterd (40% - 54 1/cm), met contour
De namen werden gespatieerd met 0.4 mm teneinde
het kaartbeeld open te houden, 'samenklonten' tegen
te gaan en de namen 'gespreid' over de betreffende
wijken te kunnen plaatsen.
III VORMGEVING VAN DE STRUKTUUR
Struktuur van de 1:2500.
Generalisatie
In tegenstelling tot de kaart 1:12. 500, waar moest
worden gewerkt met een grotendeels bestaande trek
(het totaal aan lijnwerk)stond de vormgeving van de
struktuur voor de kaart 1:2500 geheel open. Bij de
Meetdienst van de Gemeente Enschede bleken voor het
centrumgedeelte recente basiskaarten op schaal 1:500
beschikbaar te zijn. Een vijfvoudige verkleining van
deze bladen leverde, na montage, een ideale basis
van waaruit de generalisatie kon worden uitgevoerd.
De verkleinde montage werd als diazo-gids op een
stabilene graveerfilm aangebracht. Hierop werd
direkt tijdens het graveren gegeneraliseerd.
Hoewel op schaal 1:2500 nog goed aan te geven,
werden toch alle enigszins inspringende en uitstekende
delen van panden weggelaten, teneinde de vormen van
de panden zo rüstig mogelijk te houden. Dit werd
gedaan mede in verband met de later toe te voegen
cirkeltjes voor de aanduiding van het gebruik van
verdiepingen. Alle kadastrale- en perceelsgrenzen
welke niet tevens een grens in ruimtegebruik aan-
duidden zijn weggelaten.
Schaduwlijnen
Voor het snel orienteren en begrijpen van de topo-
grafie werd een duidelijk grafisch verschil tussen de
vlakke percelen en de omhoogkomende panden en
gebouwen van belang geacht.
Behalve door het kleurgebruik, waarop later wordt
ingegaan, is dit verschil door middel van een
schaduwlijn (0. 7 mm) aan de oostzuid zijden van
panden en gebouwen aangegeven. De schaduwlijnen
markeren niet in de eerste plaats ruimtegebruiks-
grenzen, maar eenheden van bebouwing.
Ten opzichte van het lijnwerk in het NIROV-voorstel
betekende dit een belangrijke aanvulling: de kaart
kreeg een driedimensionale aanzet, welke nog werd
benadrukt door de wijze van aangeven van hoge
gebouwen. De gevormde buitenhoeken van de schaduw
lijnen werden in een hoek van ongeveer 45° afge-
sneden:
'-üb lnüb
Fig. 2 a. gebouwen-contour volgens NIROV voorstel
b. gebouw met schaduwlijnen
c. hoekjes onder 45° afgesneden
Stoepranden
Een tweede ingreep in het lijnwerk, zij het veel
minder in het oog springend, betreft de lijndikte
tussen voetgangersgebied en snelverkeer; over het
algemeen volgen deze lijnen de stoepranden. Deze
lijnen zijn iets dunner gegraveerd (0.1 mm) dan het
overige lijnwerk (0.2 mm). Dit is gedaan om het
straatbeeld zoveel mogelijk licht en open te houden.
Verdiepingen
Met betrekking tot het aangeven van het gebruik van
verdiepingen stelt de NIROV-Werkgroep het volgende
voor:
a. Bij gelijk gebruik van begane grond en ver
diepingen een cijferaanduiding van het aantal ver
diepingen.
b. Bij afwijkend gebruik van verdiepingen een dia-
gonaal trekken, waarbij de driehoek aan de straat-
zijde het gebruik van de begane grond weergeeft en
KT 1976. II. 4
17