de naar binnen liggende driehoek het gebruik van de
verdi epingen.
Zoals is te zien op het NIROV kaartfragment levert
deze methode een verwarrend en onduidelijk kaart-
beeld op. (Dit fragment is te zien rechts onderaan het
blad 1:2500). De diagonale lijnen hebben te weinig
kontrast met het overige lijnwerk, waardoor afzonder-
lijke panden niet direkt als zodanig worden herkend.
Daarom meende de ITC Werkgroep hier een andere
symboliek te moeten toepassen. Het beste kontrast
met de over het algemeen rechthoekige panden
leverden de cirkelvorm. Gekozen werd voor een
cirkel met een open diameter van 1. 5 mm (bedoeld
wordt de witruimte binnen de cirkellijn)de opper-
vlakte van het kleurvlakje bedraagt ruim 2 mm2.
Het bleek noodzakelijk voor de kleinste panden een
cirkel in te voeren van een kleinere afmeting: 1.1 mm
open diameter met een oppervlakte van ruim 1 mm2.
Deze kleinste cirkeltjes beantwoorden niet meer aan
de norm van de te gebruiken kleinste vlakjes en zijn
daarom slechts bij uitzondering toegepast.
Het bleek mogelijk met deze cirkelsymbolen het af-
zonderlijk gebruik van alle verdiepingen tot en met de
Vierde bouwlaag volledig aan te geven. Gedeelten van
panden met verschillende aantallen verdiepingen zijn
door een lijntje van elkaar gescheiden.
Fig.
3 E§n pand met drie verschillende verdieping-
niveaus, resp. 1, 3 en 4 bouwlagen.
De cirkels geven het totale aantal verdiepingen boven
de parterre weer, alsmede hun afzonderlijk gebruik,
maar de plaatsing is willekeurig. Zij geven daarom
geen informatie over de juiste volgorde van de ver
diepingen.
De gebouwen hoger dan vier verdiepingen kregen een
afwijkende behandeling.
Driedimensionale gebouwen
Afgezien van de orientatiewaarde van hoge gebouwen,
werd vastgesteld dat het ruimtegebruik van dergelijke
gebouwen dermate intensief is, dat een driedimen
sionale weergave alleszins verantwoord zou zijn.
De gevolgde methode om iedere verdieping met een
cirkeltje aan te geven maakte het eveneens noodzake
lijk de gebouwen met een groot aantal verdiepingen op
een andere wijze weer te geven. Immers in een
relatief klein grondvlak van een hoge flat kan men
slechts een beperkt aantal cirkels plaatsen.
De grens van het aantal verdiepingen van waar deze
driedimensionaal worden aangegeven is om de
volgende reden gesteld op vijf.
Volgens bouwverordeningen moet in gebouwen met
meer dan vier verdiepingen een lift aanwezig zijn. In
de praktijk betekent dit dat relatief veel gebouwen met
vier verdiepingen worden gebouwd en maar weinig van
vijf. Wil men de kaart niet al te veel met driedimen
sionale gebouwen opvullen dan komt de grens vanaf
vijf bouwlagen als een bruikbare in aanmerking.
De hoogten van de gebouwen zijn niet in absolute zin
opgevat, maar steeds uitgedrukt in het aantal ver
diepingen, aangezien deze het meest relevant zijn
binnen de ruimtegebruiksklassifikatie. Dat heeft er
toe geleid dat alle kerktorens en sommige hoge
fabriekskomplexen van drie of vier verdiepingen niet
driedimensionaal zijn weergegeven. De gemiddelde
hoogte van febn verdieping is gesteld op 3. 5 m en alle
verdiepingen zijn in deze maateenheid op schaal
1:2500 afgebeeld. Hieruit volgt dat de gebouwen niet
volgens hun wäre hoogte zijn ingetekend en sommige
gebouwen in werkelijkheid beduidend hoger kunnen
zijn.
Ook de vorm van de gebouwen beantwoordt niet aan
de werkelijkheid. Het toegepaste 'perspektiefis
uitgevoerd in de parallel-projektie: het vertikaal
projekteren van het grondvlak, ongeacht de eventuele
vormwijzigingen daarboven. Evenwijdige lijnen
blijven evenwijdig en hebben geen gezamenlijk ver-
dwijnpunt, zoals bij de traditionele perspektief:
Fig. 4 Parallel projektie.
Het grondvlak wordt vertikaal geprojekteerd
volgens het gegeven aantal verdiepingen.
De parallel-projektie heeft het voordeel dat het
grondvlak (verhuisd naar de platte daken) meetkundig
ongewijzigd blijft. De bijzondere geaardheid van de
daken van de gebouwen maakte een speciale behande
ling noodzakelijk. Er waren diverse mogelijkheden
voor de weergave voorhanden:
a. In dezelfde kleur als de bovenste verdieping: dit
zwakt de driedimensionale werking af, het platte dak
vangt immers het meeste licht.
b. Een lichte kleurtint in de kleur van de bovenste
verdieping: dit is verwarrend ten opzichte van de
overige thematisch gebruikte kleuren, en bovendien
kostbaar.
c. In een afzonderlijke lichte kleur: ook dit is ver
warrend ten opzichte van de overige 'thematisch'
gebruikte kleuren.
d. Wit laten: dit veroorzaakt een bijzonder harde
kontrastwerking, bovendien is wit als een aparte
legenda-eenheid reeds gebruikt.
e. Met een struktuurraster: dit wijkt duidelijk af van
alle andere gebruikte Symbolen.
Ondanks dat de onder a genoemde oplossing de meest
logische is, werd voor e gekozen als zijnde het minst
störend in het kaartbeeld. De vlakken zijn met een
Formatt plakraster toegevoegd op de tekstmontage.
18
KT 1976. II. 4