Kartografische verwerking van een stadsbusenquete Th.C.M.vanderHeijdt, A.T.Mulder en F.J.Ormeling In 1974 heeft het Gemeentelijk Energie- en Vervoers- bedrijf in Utrecht (GEVU, thans GVU) een enqufite onder haar passagiers gehouden. De antwoorden van de ca 40. 000 respondenten (45% van het aantal uit- gegeven enqu^teformulieren kwam ingevuld terug) leidden tot een aantal konklusies, die voorlopig zijn vervat in het rapport: Resultaten van het vervoers- onderzoek 1974 in de stad Utrecht (GEVU Utrecht 1974). Om de gegevens betertoegankelijk te maken voor onderzoek en verwerking werden zij geponst en op magneetband gezet. Die magneetband vormde het aanknopingspunt voor de Vakgroep Kartografie van het Geografisch Instituut der Utrechtse Rijksuniversi- teit. Dankzij de hulp van het GEVU en het ACCU, het Academisch Computer Centrum in Utrecht, werd zij in staat gesteld de gegevens snel te verwerken en voor weergave gereed te maken. Deze aktiviteit, die viel in het kader van het werkcollege Thematische Kartografie voor doktoraalstudenten, had een twee- ledig doel: a) nagaan wat de mogelijkheden zijn om een dergelijk, relatief groot gegevensbestand te karteren met behulp van de Computer en b) het openbaar busvervoer in Utrecht, zoals zieh dat op 28 maart 1974 voltrok, kartografisch te karakteriseren. Het resultaat vindt u op het los bij dit KT-nummer gevoegde kaartblad dat we u kunnen aanbieden dankzij de medewerking van het ITC dat de kaart voor ons drukte. Voor we op de gebruiksmogelijkheden van de afzonderlijke kaarten op het blad ingaan, willen wij u eerst over een aantal aspekten van de drukvoorbe- reiding, uitvoering en automatisering van dit Studentenprojekt informeren. Automatisering De computerband met gegevens over de 40. 000 bus- reizigers (o.a. hun reismotief, woonadres, werk- adres, reistijd, route) moest,aleer hij voor gebruik geschikt was, een aantal bewerkingen ondergaan. Hij moest ge.zuiverd worden (in elke databank zitten wel fouten die eruit gehaald moeten worden) en er moest informatie aan toegevoegd worden om de drie- dimensionale kaarten (zie kaart 3 en 4) te kunnen vervaardigen. Zo hadden alle bushaltes een code gekregen, maar het was niet duidelijk welke de bushalte-volgorde was bij een willekeurige lijn, zodat er volgnummers aan het bestand moesten worden toegevoegd. Hiermee werd bereikt dat de gegevens sorteerbaar werden op lijnnummer 6n op volgorde in die buslijn. Op deze manier was het uiteindelijk een kwestie van optellen (instappers) en aftrekken (uitstappers) om te weten te komen hoeveel passagiers er op die bewuste dag in 1974 in de bussen van een bepaalde lijn tussen twee bepaalde haltes vervoerd werden. Na al dit soort voorbereidende handelingen (die 70% van de totaal aan automatisering bestede tijd vergden) kwamen we toe aan het eigenlijke kaartmaken Op het ACCU in Utrecht hebben we over een flatbed plotter helaas nog niet de beschikking, zodat alle automatisch vervaardigde tekeningen (plots) behalve het ruimtelijk model (kaart 6) later overgetekend moesten worden. De beschikbare drumplotter trekt namelijk bibberlijntjes. Het origineel voor kaart 6 werd op zo'n grote schaal uitgetekend dat bij ver- kleining het bibberige karakter wegviel. Zonder de faciliteiten van het pakket subroutines vervat in DISSPLA zou het met de Computer verwerken van de gegevens niet op körte termijn mogelijk zijn geweest. De gemeente Utrecht heeft haar grondgebied door middel van een vierkantennet ingedeeld in vakjes van 100 bij 100 meter. Van elk huis is bekend in welk vakje van dit net het valt; deze gegevens staan op een Computer band. Door nu de woonadressen van ge- bruikers van het openbaar vervoer te ponsen en deze gegevens met die van het vierkantennet te combineren, was het mogelijk om per vakje van het vierkantennet door de Computer uit te laten rekenen, hoeveel mensen er in dat vak woonden. Bij het ruimtelijk model van de woonadressen der reizigers (kaart 6) bleek na de eerste keer plotten, dat er enorme pieken en dalen ontstonden. Dat is natuurlijk niet verwonderlijk als men uitgaat van een gridvakje met een oppervlak van 100 bij 100 m. Bij zo'n kleine oppervlakte-eenheid is de kans groot dat er grote verschillen in waarde optreden (zie fig. 1). In het ene Vierkant ligt een flat, in het andere een groenstrook. Deze verschillen moeten, om het beeld leesbaar te maken, worden weggegeneraliseerd. Daartoe besloten wij om bij de waarde van 66n vakje die van de 8 omliggende vakjes mee te laten speien. Het resultaat was al iets beter. Uiteindelijk kwamen we tot een bevredigend beeld door bij de berekening 28 1978. IV. 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1978 | | pagina 30