tofMtosa KAARTBEHEERDERSDAG 16 DECEMBER 1977 Op 16 december 1977 organiseerde de immer actieve werkgroep Kaart- beheer van de NVK een studiedag gewijd aan opbergmethoden. Een veertigtal kaartbeheerders en gei'nteresseerden waren naar het Geografisch Instituut te Nijmegen gereisd, waar bibliothecaris dr G. van de Ven de gastheer was. Na een kort openingswoord van drs.E.Hvan de Waal (Utrecht) hield dr.J. Piket (Nijmegen) een algeme- ne inleiding op dit thema. Volgens hem is er nog vaak sprake van een kaartloze geografie: veel geografen (vooral de sociaal-geografen) doen hun werkzaamheden nog vaak zonder gebruik te ma-ken van kaarten. Een der taken van de huidige kaartbeheerders is dan ook het kaartgebruik te bevorderen, en de kaart dienstbaar te maken aan studie en educatie. Dat kan gebeu- ren door een verbetering van de ontsluiting, de toegankelijkheid en de opberging. Het was goed dat daar eens aandacht aan besteed werd. Daarna nam drs.D. de Vries (Leiden) het woord, en ging in op enkele aspecten van het kaartbe- heer in Nederland, zoals het ont- breken van een goede opleiding voor kaartbeheerders. In Engeland Staat het kaartbeheer op een hoog peil, met eigen (wetenschappelijke) opleidingen en cursussen. In Nederland is het hoogst bereikbare een kleine specialisatie aan de P. A. Tiele Academie te Den Haag of enkele Colleges aan het Geo grafisch Instituut te Utrecht. Een goed kaartbeheerder kent de opti male opbergmethodes, de middelen om een optimaal klimaat te hand- haven, het goed hanteren van de kaarten en het onderkennen van vijanden van de kaart en oorzaken van schade. Een niet-kartografisch opgeleide bibliothecaris zal kaarten alleen maar als lastige Stief kinder en beschouwen. Een van de belangrijkste redenen dat tegen- woordig veel kaarten (vaak ondanks goed kaartbeheer) verloren gaan, is de siechte kwaliteit van het papier dat de laatste 100 jaar voor kaarten is gebruikt. Als daar wat aan ver- beterd zou kunnen worden, dan is er al veel gewonnen. Na een körte bespreking van een literatuurlijst op het gebied van het kaartbeheer, en een uiteenzetting over kaart beheer en haar verschillende aspecten, de voornaamste vijanden van kaartmateriaal, en de bepalen de omstandigheden bij de keuze van opbergmateriaal, werden de aanwezigen verdeeld over een aantal kleinere discussie-groepen, waarin gegevens en ervaringen konden worden uitgewisseld en aspecten van het kaartbeheer konden worden besproken. Deze opzet bleek uitstekend te voldoen, en is zeker voor herhaling vatbaar. In de namiddag vond rapportage plaats vanuit de discussiegroepen, waarvan de gegevens door P.Ratsma (Rotterdam) tot een eindevaluatie werden verwerkt; hiervan zal nog een uitvoeriger verslag worden samengesteld. We kunnen hier slechts enkele punten aanstippen. Horizontale opberging blijkt nog de voorkeur te hebben, hoewel verticale opberging, door een verbetering van de ophangsyste- men, wel veld wint. Beide methodes hebben voor- en nadelen; plaatselijke omstandigheden bepalen dan vaak de keuze. Vrij algemeen werd aan metalen kästen de voorkeur gegeven boven houten kästen; de betere beveiliging tegen brand speelt daarbij een grote rol. Voor zeer kostbare kästen worden steeds meer kunststoffen of met kunststof beklede kästen gebruikt (melinex en makralon-kasten); in enkele rijksarchieven wordt deze oplossing al op grote schaal toe- gepast. Als diepte van de laden adviseert men voor kostbare kaarten 1 2 cm; voor andere kaarten is 5 6 cm een redelijke la-diepte. Als prettige hoogte van de kästen wordt een hoogte van 130 cm genoemd; het bovenblad van de kast is dan nog als uitleg- tafel bruikbaar. Kasten hoger dan 150 cm zijn ook wel bruikbaar, maar dan kan men in de bovenste laden beter weinig gebruikt mate- riaal opbergen. Veel vloeren van moderne gebouwen laten een zwaardere belasting door hogere kästen niet toe. Daarnaast werd aandacht besteed aan het formaat van de kästen (bij grote collecties kan men drie formaten gebruiken met een soort formaatplaatsing), de capaciteit van de laden en kästen, de manie- ren om kaarten tegen beschadiging en tegen invloed van zuren, stof, brand en vocht te beschermen, en de relatie tussen de manier van opbergen en de toegankelijkheid van de collectie. Deze studiedag leverde nog wel geen revolutionaire opvattingen of nieuwe opbergsystemen op, maar was toch zeer nuttig om elkaars opvattingen, ideeen en oplossingen eens te hören. Een volgende keer zou dan diepgravender op een van de besproken punten kunnen worden ingegaan. Na een körte discussie en een overzicht van de stand van zaken bij het samenstellen van een lijst van nederlandse kaartcollec- ties gingen de deelnemers toch met een tevreden gevoel naar huis. W. van den Dries 4 1978.IV.1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1978 | | pagina 6