geschiktheid van verschillende kartografische
middelen aan de orde te stellen, alvorens in detail
op de methoden in te gaan. Het gebruik van deze
middelen geldt overigens niet exclusief voor land-
schapsbeeldkartering! Ter illustratie van hun gebruik
wordt verwezen naar de figuren 1 tot en met 18, die
in de volgende paragraaf achtereenvolgens worden
behandeld.
KLEUR is vooral geschikt om de tegenstelling ruimte
- massa uit te drukken, en binnen de ruimtelijke
landschappen reeksen aan te geven als van open naar
gesloten landschap (tabel 2: ruimtelijke schaal). Hoe
groter de ruimtewerking hoe lichter de kleur. Komt
bodemgebruik als kenmerk in de legenda voor, dan
kan worden aangesloten op de kleuren die hiervoor op
de topografische kaarten gebruikt worden. Andere
mogelijkheden zijn de tegenstelling natuur - cultuur
(groen - rood) en waarderingsreeksen (waardevol
landschap:"mooie"kleurniet-waardevol landschap:
"lelijke" kleur). Vanwege de zwart-witreproduktie
van de figuren bij dit artikel komt dit aspect in de
volgende paragraaf niet aan de orde. (Een beperkt
aantal sets gekleurde kaartjes is nog bij de auteur
beschikbaar).
CODE (letters, cijfers, Symbolen) dient om land-
schapstypen of kenmerken aan te geven.
Letters hebben als voordelen:
- ze kunnen dienst doen als afkorting van typenamen
(fig.2),
- onderverdeling of rangorde van kenmerken is
mogelijk door middel van het onderscheid tussen
hoofdletter en kleine letter (fig. 2),
- ze zijn uitspreekbaar.
Cijfers hebben als voordelen:
- er bestaat een onbeperkt aantal mogelijkheden, bijv.
decimale ordening (fig. 18),
- naast Arabische cijfers zijn Romeinse cijfers
mogelijk (fig. 7-8),
- kwantitatief benaderbare kenmerken zijn beter uit
te drukken (fig. 8, 11, 13),
- ze zijn uitspreekbaar.
Symbolen hebben als voordelen:
- ze zijn beeidend (fig. 9),
- er zijn zeer veel mogelijkheden.
LIJN (grens) dient in de eerste plaats als scheiding
van twee kaartvlakken (landschapstypen). Verschilien
de Signaturen kunnen gebruikt worden, bijv. een
getrokken lijn als meerdere en/of belangrijke ken
merken tegelijk "verspringen" en een onderbroken of
gestippelde lijn bij verandering van een (onbelang-
rijk) kenmerk (fig. 1, 6, 17). Voorts zijn lijnen bruik-
baar voor afbeelding van lineaire landschapselementen
zoals dijken (fig. 14).
RASTER kan kenmerk, bijv. relief, uitdrukken waar-
door de codering minder ingewikkeld behoeft te zijn
(fig. 6, 14). Rasters worden ook wel toegepast voor
toevoegingen sensu stricto: kenmerken die niet overal
in het gekarteerde gebied voorkomen (fig. 17).
VTSUALISERING (plaatjes) is een middel om land-
schapsbeelden direct overdraagbaar te maken. Enige
stylering is hierbij noodzakelijk (fig. 7). Van visuali-
sering in het kaartbeeld zelf bestaan ook voorbeelden
(Landschappenkaart CRM te bestellen bij IVN Plantage
Middellaan 42, Amsterdam). Hierbij moet de kaart-
lezer telkens omschakelen van abstracte typenaan-
duiding naar concreet beeld.
LEGENDA kan enkelvoudig zijn (fig. 11, 13, 16) of
samengesteld (overige legenda's bij dit artikel).
Samengesteide legenda's behandelen meer indelings-
criteria. Deze kunnen öf afzonderlijk (fig. 2) of in
samenhang gepresenteerd worden (fig. 5, 7-8, 18).
De verbinding ontstaat meestal door een tabelvormige
legenda te maken met horizontale en verticale ingang.
Naast deze middelen bestaan uiteraard nog enkele
algemene technieken voor een goede kartografische
presentatie zoals een juiste generalisatie, topogra
fische ondergrond enz.
Methoden en kaarten
Voor een goed begrip van de kartografische uitdrukking
van het landschapsbeeld is het noodzakelijk een globale
indruk te krijgen van de verschillende karterings-
methoden. Daarom wordt in deze paragraaf telkens
eerst een karakteristiek van de methode gegeven en
daarna een kaartje of kaartfragment met legenda.
Aangezien kaartjes en legenda's uit het vergelijkings-
onderzoek bij dit artikel niet volledig afgedrukt
worden, beschrijft de legenda soms meer,soms
minder landschaps typen dan op de kaart aanwezig zijn.
Per karteringsmethode is aan het eind van dit artikel
een publikatie genoemd.
Methode 1
Karakteristiek; Deze methode berust op de ruimtelijke
classificatie van punten in het veld ("extraoculair
punt" enz.). Maatgevend zijn de rond het waarnemings-
punt gelegen zgn. ruimtevormende objecten (bijv.
boerderijen, houtwallen), de afstand waarop ze ten
opzichte van de waarnemer liggen (belangrijke grens -
waarden 500 en 1200 m) en hun hoeveelheid, uit-
gedrukt in graden van de kijkcirkel. Identiek geclas-
sificeerde punten vormen samen kaartvlakken: extra
oculair gebied enz. Deze vlakken vormen de ruimte
lijke hoofdindeling van de kaart. Ze worden nader
ingedeeld naar de aspecten kavelmarkering, relief,
verstedelijking en visuele invloedssferen. Soms leidt
dit tot extra grenzen. Bossen en andere niet-agrarische
gebieden vallen buiten de beschreven ruimtelijke typo-
logie en worden op andere wijze ingedeeld.
Kaart; Figuur 1 geeft een fragment uit een kaart
volgens methode 1 vervaardigd; figuur 2 is de bij
behorende legenda. Opvallend zijn de lange Codes,
waarin de ruimtelijke classificatie (SA, EA enz.)
met hoofdletters een centrale plaats inneemt. Codes
voor de andere landschapskenmerken zijn hier met
letters en cijfers omheen gegroepeerd. Het kaart
beeld met zijn voornamelijk vloeiend verlopende
grenzen weerspiegelt de methode van karteren waar-
bij men van willekeurige puntwaarnemingen uitgaat.
De legenda bestaat uit 7 deellegenda's, waarin de
codering van telkens een landschapskenmerk wordt
verklaard. Een en ander houdt in dat de kaartlezer
zelf de landschapstypen moet "decoderen" (vgl. fig 3).
Methode 2
Karakteristiek; Deze methode, die leidt tot twee
geabstraheerde kaarten, bestaat uit de volgende
stappen:
- indeling van het landschap in elementen aan de hand
10
KT 1978. IV. 2