indeling "landschaps typen" genoemd wordt. Deze
indeling is gebaseerd op het gebruik van de ruimte-
maten 500 en 1500 m en is te beschouwen als een
aanvulling op de landschaps indeling voor de Tweede
Nota over de Ruimtelijke Ordening in Nederland
(1966). Naast het ruimtelijke kaartje worden ook
relief-, bodemgebruiks- en bebouwingsdichtheids-
kaarten vervaardigd.
Kaart: Figuur 16 geeft de ruimtelijke classificatie
van het zuidelijke deel van de Gelderse Vallei op
schaal 1 250 000. De methode gaat weliswaar uit
van ruimtes, die veelal hoekig begrensd zijn, maar
op dit schaalniveau heeft generalisatie van het kaart -
beeld geleid tot afgeronde vlakken.
Methode 8
Karakteristiek: Deze methode heeft geleid tot het
vervaardigen van een conceptkaart van het gehele
land op schaal 1 600 000. Er is geen gewone kaart -
legenda, maar een tabellarische opsomming van
gecodeerde landschapstypen. De codes worden in de
tekst verklaard. De indelingscriteria zijn:
- op hoog indelingsniveau: relief, bodemgebruik,
reikwijdte van het zieht, uitzicht, agrarische
bebouwing,
- op middenniveau: detaillering van het relief, soor-
tensamenstelling van houtopstanden, vorm en geleding
van ruimten, vochtigheid, detaillering van het bodem
gebruik, percelering,
- op laag indelingsniveau: boerderijtype (dit criterium
is niet uitgewerkt) alsmede twee niet-fysiognomische
criteria.
Kaart: Figuur 17 laat het kaartbeeld zien. Dit is,
vergeleken met dat van de meeste andere methoden,
rüstig. De oorzaak hiervan is, dat de methode in
eerste instantie is opgezet voor een kleinschalige
kartering van het gehele land. Er is zowel met
verschiliende lijnsymbolen als met rasters gewerkt.
De nummering van de landschaps typen is doorlopend.
Figuur 18 is een deel van de legenda, waarüit blijkt
dat men voor de betekenis van de vers chiliende Mas
sen per kenmerk het rapport moet naslaan.
Resultaat van het onderzoek
In de inleiding is gesteld dat niet alleen het aanbod
van karteringsmethoden, maar ook de vraag zou
worden onderzocht. Dit heeft plaatsgehad door middel
van een enqu&te onder potentiele gebruikers van land-
schapsbeeldkaarten (rijksdiensten en provinciale
diensten, landschapsconsulenten, particuliere
bureaus). Hoewel men in het algemeen positief tegen-
over een systematische landschapsbeeldkartering
bleek te staan, liepen de wensen over schaal en
inhoud van de kartering sterk uiteen. Het was daar-
om niet mogelijk ddn methode te kiezen, noch een
bepaalde combinatie aan te bevelen. Ook als we de
vraag van de potentiele kaartgebruikers buiten
beschouwing laten, blijft er op alle methoden wel het
een en ander aan te merken (niet alleen op de
kartografische aspecten!).
Hiermee kwam het zieht op een geheel andere conclusie
van het onderzoek dan verwacht. Aangezien geen
enkele methode alle vragen van de gebruikers adequaat
kan beantwoorden, kan beter gekozen worden voor een
benadering waarbij de gegevens betreffende het land-
schapsbeeld in de meest elementaire vorm vastliggen,
zodat allerlei combinaties, interpretaties e.d. moge
lijk zijn en blijven. Deze basisgegevens kunnen in een
computergeheugen worden opgeslagen door middel van
digitalisering en codering, analoog aan hetgeen op het
ogenblik reeds gebeurt met bijv. aardwetenschappe-
lijke gegevens. Uit de basisgegevens kunnen naar
believen landschapsbeeldkaarten worden afgeleid, bijv.
volgens een der acht onderzochte methoden of volgens
een andere wellicht meer op het doel toegespitste
methode. Automatisch getekende kaarten behoren dan
tot de mogelijkheden. Het is duidelijk dat de karto-
grafie daarbij een andere rol zal gaan speien dan tot
nu toe. In de toekomst willen we hier graag in een
artikel op ingaan.
Naast eventuele automatisch getekende kaarten zal
zeker behoefte blijven bestaan aan op "klassieke
wijze" vervaardigde landschapsbeeldkaarten. Ook
kan opnieuw zieht op een systematische landschaps
beeldkartering van Nederland ontstaan als de belet-
selen (zie Inleiding) voor de ontwikkeling van een ge-
schikte methode zijn weggenomen. Meer duidelijkheid
omtrent de kartografische mogelijkheden en beper-
kingen kan daartoe zeker een bijdrage vormen.
Literatuur
Verslag van het onderzoek:
VEER, A.A. de, A. BUITENHUIS en H. VAN HET
LOO: Vergelijking van Nederlandse methoden van
landschapsbeeldkartering en hun toepassingsmogelijk-
heden. Stichting voor Bodemkartering/Centrum voor
Landbouwpublikaties en Landbouwdocumentatie
PUDOC, Wageningen, 1977.
Voornaamste publicatie per onderzochte methode:
1. HAM, R.J.I.M. VAN DER, enJ.A.M.E. IDING:
De landschaptypologie naar visuele kenmerken.
Methodiek en gebruik. L.H. Afd. Landschaps-
architectuur. Wageningen, 1971.
2. KOSTER, E.A., enA.A. DE VEER: Een analyse
van het landschap ten noorden van Amsterdam aan
de hand van de topografische kaart. Stedebouw en
Volkshuisvesting 53 (1972), 331-335.
3. VEER, A.A. DE, A. BUITENHUIS en H. VAN DER
LOO: De fysiognomische landschapskaart van de
Veluwe, schaal 1 100 000.
In: S.M. ten Houte de Lange (ed.): Rapport van het
Veluweonderzoek. PUDOC, Wageningen, 1977.
4. VRIJ, F. V. Landschapsbeleving en ruimtelijke
planning. le concept, deel I. PPD Noord-Brabant,
's-Hertogenbosch, 1976.
5. KERKSTRA, K. Visuele aspecten, in: Werkgroep
Heimond: Landschapsonderzoek Heimond. L.H.
Afd. Landschapsarchitectuur, Wageningen, 1974.
6. MAARLEVELD, G. C. en G.W. DE LANGE: Een
globale geomorfologische en landschappelijke
kartering en waardering van de uiterwaarden van
de Nederlandse grote rivieren.
Landbouwkundig Tijdschrift 84 (1972), 8, 273-288.
7. SCHUURMANS, J.en J. VAN SCHIE: Landschaps
typen. Tijdschrift Kon.Ned. Heide Mij.79 (1968),
2, 101-110.
8. SMIT, H. F.Uitgewerkte schets voor een middel-
schalige classificatie van Nederlandse landschappen.
16
KT 1978. IV. 2