Gestencild rapport (concept) Zwolle, 1976. Van Hille Gaerthestraat 42. Nas chrift Dit artikel werd gepresenteerd als inleiding na de algemene ledenvergadering 1977 in Wageningen. In de loop van de dag diseussieerde de auteur met de heer Karssen over het ontwerp en de vormgeving van landschapsbeeldkaarten. Een door de heer Karssen toegezegd schriftelijk commentaar vindt u hieronder als naschrift op het artikel. Naar aanleiding van het artikel van de heer A.A. de Veer: Methoden van landschapsbeeldkartering en hun kartografische aspecten, zou ik de volgende opmer- kingen willen maken: 1. Om een goed gefundeerd ontwerp voor een land- schapsbeeldkaart te kunnen ontwikkelen is het van belang dat een aantal factoren aan de kartografische vormgever bekend zijn. Deze factoren zijn de volgende en dienen te worden verstrekt door de landschapskar- teerder aan de hand van de gebruikerseisen: - een ondubbelzinnige beschrijving van wat in zulk een kaart moet worden gevisualiseerd, onafhankelijk van de "kartografische aspecten" (deze laatsten liggen aan de kartograaf ter beoordeling), - een volgorde naar belangrijkheid van de beschreven inhoud, - een beschrijving van de gewenste lengte van de aan- gegeven componenten (bijv. relief in minimaal 4 klassen, verstedelijking in 5 klassen, etc.) 2. Wanneer de kartografische vormgever beschikt over de in 1. opgesomde gegevens, dan kan hij een analyse maken van de informatie welke de kaart moet bevatten. Deze analyse zal hij in drie fasen uitvoeren: Begonnen wordt met de bepaling van de variant en het aantal componenten met hun volgorde en lengte. Aan de hand van het informatiekarakter (organisatie- niveau) zal voor elke component worden vastgesteld of deze kwalitatief, kwantitatief of geordend is. In overeenstemming met het organisatieniveau wordt voor elke component de meest geschikte visuele variabele gekozen. Keuze uit: grootte, grijswaarde, structuur, kleur, orientering, vorm. Bij complexe kaarten als de onderhavige moet met de visuele variabelen zeer effectief worden omgespron- gen. 3. Uit de informatie-analyse zal blijken in hoeverre de mogelijkheid bestaat om de in 1. beschreven informatie geheel te visualiseren in 6§n kaart, of dat wellicht tot meerdere kaarten moet worden besloten. 4. Aangezien een aantal kartografische uitdrukkings- middelen aan zekere grenzen zijn gebonden (bijv. de maximale selectieve waarneming.van kleur wordt bij 8 stappen bereikt, bij structuur en grijswaarde bij 5, etc.), en het aantal toe te passen componenten zieh beperkt, zal een nauw overleg tussen de landschaps- karteerder en de kartografische vormgever nood- zakelijk zijn, teneinde een optimaal kaartbeeld te kunnen verwezenlijken. 5. De complexiteit van de kenmerken van het land- schapsbeeld maakt het absoluut noodzakelijk dat het kaartontwerp op de systematische wijze zoals hier- voor is geschetst wordt uitgevoerd (1). In alle acht door de heer de Veer besproken methoden, is op zijn zachtst gezegd nogal merkwaardig omge- sprongen met de kartografische uitdrukkingsmiddelen (2), wat in belangrijke mate werd veroorzaakt door onvoldoende bekendheid met de grafische beeldtaal (semiologie). 6. Ook wanneer het gegevens bestand wordt gedigita- liseerd en gecodeerd met de bedoeling de kaarten door middel van tekenautomaten te laten vervaardigen, moeten de ontwerpen op precies dezelfde wijze als hiervoor omschreven worden gemaakt. De kartografie behoeft hierbij bepaald geen "andere rol" te speien, aangezien automatisering niets .anders is dan een van de kaart-produktiesystemen, waarbij het eindresultaat niet wezenlijk verschilt van kaarten op de "klassieke wijze" vervaardigd. Noten 1. Het beschreven systeem is van Jaques Bertin, uitgewerkt in "Semiologie Graphique", Paris - La Haye, 1967. Zie ook in dit verband het artikel "Een analyse van de kartografische vormgeving van twee ruimtegebruikskaarten van Enschede", door A.J. Karssen in: Kartografisch Tijdschrift 1976, II, 4. Uit deze vormgeving-analyse blijkt hoe elk toegepast kaartelement zorgvuldig werd afgewogen binnen het systeem van de grafische semiologie. 2Bijvoorbeeld methode 1Van de vijf componenten (waarbij een element van een component weer is onderverdeeld in twee andere sub-componenten) is er slechts §6n als grafisch beeld gevisualiseerd, waarvoor twee visuele variabelen werden gebruikt. De vier overige componenten en de twee sub- componenten werden uitsluitend als codering toe- gevoegd, waardoor grafische beeldvorming achter- wege blijft. In de meeste andere methoden werden kwalitatieve visuele variabelen toegepast op geordende componenten, waardoor foutieve beeldvorming van de informatie ontstaat. A. J. Karssen 18 KT 1978. IV. 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1978 | | pagina 20