Vervaardiging van een proefblad voor
een grondgebruikskaart 1 5000
12. Delfstofwinning
13. Parken en plantsoenen
14. Verblijfsrecreatie
15. Dagrecreatleve objecten en terreinen
16. Sociaal-culturele voorzieningen
17. Overige openbare voorzieningen
18. Industrie-en haventerreinen
19. Handel
20. Overige bedrijfs terreinen
21. Woongebied
22. Wonen-werken gemengd
23. Voorradig bouwterrein voor industrie- en haven
terreinen
24. Voorradig bouwterrein voor overige bestemmingen
25. Bos
26. Bos met recreatieve hoofdfunctie
27. Glastuinbouw
28. Over ig agrarisch gebruik
29. Droog natuurlijk terrein
30. Nat natuurlijk terrein
31. Overige gronden
Geen ervaren topografen staan ter beschikking om,
zoals vanaf 1952, de klassificatie op een kleurmodel
in te vullen. Gemeenteambtenaren, voorzien van een
gekleurd voorbeeld van een kaartfragment 1 10 000,
worden door het CBS verzocht de grenzen van de
categorieen te trekken en de kleuren volgens de
legenda met potlood aan te brengen. De oppervlakte-
bepaling wordt naderhand door het CBS verricht. Het
ligt in de bedoeling om na verloop van twee jaar aan
de gemeenten te verzoeken om op nieuwe kaarten aan
te geven welke wijzigingen in het bodemgebruik zijn
opgetreden. Na de oppervlaktebepaling zullen de
kaarten naar de RPD gaan, om verwerkt te worden
in het Informatiesysteem Ruimtelijke Ordening.
Het nieuwe systeem anno 1975 brengt geen verbetering
in de kartografische presentatie van het grondgebruik.
Wie de door gemeenten ingekleurde kaart 1 10 000
ziet, zal de rillingen over zijn rüg voelen lopen. Bij
geen van beide Systemen, het oude noch het nieuwe,
was er trouwens sprake van een goed reproduceer-
baar geheel.
Blijkbaar is er nog nooit op een goed gereproduceerde
grondgebruikskaart aangedrongen, hoewel men toch
aan de kaarten 1 10 000 en 1 5 000 van onze grote
Steden Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage,
Utrecht, e.a. kan zien wat men mist.
Het optimisme van het CBS ten aanzien van een twee-
jaarlijkse bijhouding op nieuwe kaarten is volstrekt
irreeel. Op het ogenblik zijn er bladen van de kaart
1 10 000 die tien jaar oud zijn. Men is bij het CBS
dan ook zo verstandig geweest om het nieuwe systeem
te laten starten in die gemeenten waarvan recente
bladen 1 10 000 bestaan. Hoe dat straks met de
tweejaarlijkse bijhouding moet gaan, is onduidelijk.
Alleen wanneer de Grootschalige Basiskaart van het
KADOR zijn vijfjarige vernieuwingscyclus kan waar-
maken, kunnen we op een vijfjarige cyelus in de bij
houding van de grondgebruikskaart hopen. Het wäre
verstandiger geweest wanneer in de Handleiding van
het CBS aan de gemeenten geadviseerd was om de
twee jaar verticale luchtfoto's van hun gebied te laten
maken. Foto-interpretatie, zo is gebleken, kan het
veldwerk bij grondgebruikskaarteringen grotendeels
vervangen. Door hier niet op te wijzen, heeft het CBS
de gemeenten een belangrijk instrument voor hun in-
ventarisatie van het ruimtegebruik onthouden.
Dankzij de medewerking van de Centrale Directie van
het KADOR, afdeling techniek en ontwikkeling, wer
den luchtfoto's en karteerbladen van een gebied in de
gemeente Kockengen ter beschikking van de vakgroep
Kartografie gesteld. De kleine omvang van deze vak
groep en de overbelasting met onderwijs- en bestuurs-
taken noodzaakten tot een bescheiden omvang van de
proef. Niet alleen een klein gebied, maar ook een
eenvoudig gebied met slechts negen categorieen grond
gebruik werd als proefobject gekozen. Vanzelfsprekend
is de legenda op dit proefblad-fragment niet de legenda
voor de grondgebruikskaart van Nederland. Een voor
Nederland algemeen geldige legenda zal waarschijnlijk
ca 30 categorieen omvatten. Niet de thematiek, maar
de kartografische techniek heeft het karakter van deze
proef bepaald, inclusief de foto-interpretatie en de
mate van identificatie die in het terrein nodig was
Interpretatie, identificatie en generalisatie voor een
kaart op de schaal 1 10 000 (zie verder) werden ver
richt door de doctoraalstudent J.A. N. Lousberg.
Graveren, vervaardiging van deelfilms, montage en
beschrifting werden uitgevoerd op de tekenkamer van
het Geografisch Instituut door de heer Ph.L. Rieff
Fotografie en kleurproef werden verzorgd door de
heer G. H. Huygen, fotograaf op het Geografisch
Instituut. De druk, die uit 5 drukgangen, t.w. zwart,
bruin, geel, magenta, cyaan bestaat, was in handen
van het Europees Cartografisch Instituut (ECI) te
Rijswijk.
Schaal en bladindeling
De schaal werd afgestemd op de eisen die aan kaarten
van stedelijke ('urbane') gebieden gesteld worden.
Omdat de zorgvuldigheid die ook bij de ruimtelijke
ordening van landelijke gebieden geboden is het onder-
scheid tussen stedelijk en landelijk gebied doet ver
vagen is een schaal 1 5 000 noodzakelijk.
Voor functiekaarten van stedelijke gebieden blijkt deze
schaal goed te voldoen. Schrijver ziet niet in waarom
een functiekaart van een landelijk gebied op een klei
nere schaal gemaakt zou moeten worden dan een
functiekaart voor stedelijk gebied. Er wordt anno
1978, een kwart eeuw na de invoering van de topo-
grafische kaart 1 10 000 te weinig kritisch over de
doelmatigheid van die kaart gedacht. Voor een aantal
toepassingen is de schaal te klein. De artikelen die
in het Besluit op de Ruimtelijke Ordening, 1967 aan
kaarten gewijd zijn,zouden ook eens opnieuw bekeken
dienen te worden. Zo zal de ontwijkende formulering:
"de kaarten (voor een bestemmingsplan) worden ver-
vaardigd op een schaal van tenminste 1 10 000" beter
kunnen luiden: de kaarten worden als regel vervaar-
digd op de schaal 1 5 000 en waar de detaillering
zulks vereist op de schalen 1 2 000 of 1 1000".
Buiten Nederland, in gebieden met gelijke topografische
20
KT 1978. IV. 2