anders verwacht worden.
Schrijver heeft veertig jaren ervaring met de inter-
pretatie van slootkanten op luchtfoto's die op ver-
schillende dagen van het jaar genomen zijn. Zulke
verschillen zullen altijd blijven bestaan. Verschillen
veroorzaakt door bouw of sloop van opstallen vallen er
in die tien jaar uiteraard ook te constateren. De in
teressantste categorie verschillen bestaat uit kleine
verschuivingen van huizen en uit de breedte van sloten.
Bij de topografische verkenning anno 1967 werden
sloten smaller dan 3 meter met een enkele lijn weer-
gegeven. Dat daarbij ook wel eens een sloot van 4
meter geweest zal zijn is niet onwaarschijnlijk. Bij
de fotogrammetrische uitwerking door het KADOR zijn
de grenzen van een slootkant hoger op de wal getekend
als bij de interpretatie van de topografen in het terrein
gebruikelijk isDaardoor vertoont dit proefbladfrag-
ment 60% meer dubbele lijnen voor sloten dan de kaart
uit 1967.
Bij de huizen zijn de verschuivingen een gevolg van de
verschillen in fotogrammetrische uitwerking door het
KADOR en door de Topografische Dienst. In de stereo-
kaarteerapparaten van het KADOR is een grondomtrek
van de opstallen getrokken. Op de ontschrankte lucht
foto's van de Topografische Dienst is die grondomtrek
in vele gevallen niet te zien, waardoor kleine ver-
plaatsingen bij de interpretatie ontstaan. Deze ver
schillen, die iedereen voor zichzelf kan constateren,
zullen tot de gevolgtrekking moeten voeren dat een
topografische kaart 1 10 000, uit de GBK samen-
gesteld nauwkeuriger in de topografische weergave
kan zijn dan de uit luchtfoto's 1 20 000 samengestelde
topografische kaart 1 10 000.
Slotopmerkingen
60 000 GBK bladen 1 2 000 plus de daarbij behorende
luchtfoto's kunnen als evenzovele bouwstenen voor
een kaartwerk 1 5 000 of 1 10 000 beschouwd wor
den. Er bestaat behoefte aan die kaarten maar tot nog
toe behoren de gebruikers niet tot de klanten die bij
het KADOR aan konden kloppen. Maar waarom zou het
KADOR dit artikel niet in haar assortiment opnemen?
De chef van het warenhuis: de minister van Volks -
gezondheid en Ruimtelijke Ordening zal een grond-
gebruikskaart niet als een buitenissig artikel in zijn
branche beschouwen, evenmin als een in den kleur
gedrukte basiskaart op dezelfde schaal.
De regels van de kartografische generalisatie leren
ons hoe we een kaart op kleine schaal uit een kaart
op grote schaal afleiden. Met een variant op de regel
uit de geodesie kunnen we zeggen: "van een grote naar
een kleine schaal". Wat er sedert 1952 met de ver-
vaardiging van de 1 10 000 gebeurt, is het omgekeerde:
uit de foto's op de kleine schaal 1 20 000 wordt na
vergroting de kaart 1 10 000 getekend.
Wanneer eenmaal de topografische kaart 1 10 000 uit
de GBK samengesteld gaat worden, zal de kaart-
vervaardiging bij de Topografische Dienst verandering
ondergaan. Daarover hoeft geen ontsteltenis te rijzen.
Eigenlijk keren we in dat geval weer terug naar de
toestand die we in Nederland van 1850 tot 1932 beleefd
hebben: tachtig jaar lang werd de topografische kaart
uit de bouwstenen van de kadastrale plans opgetrokken.
Dat gebeurde bij de Topografische Dienst. In Engeland
heeft de Ordnance Survey zowel de plans 1 1 250,
1 25 000 als de plans 1 10 000 in huis. Waarom
zouden we in Nederland geen fusie kunnen bereiken
tussen de diensten die tegenwoordig met de kaarte-
ringen 1 2 000, en 1 10 000 belast zijn en daar
de grondgebruikskaart 1 5 000 tussenin vlijen?
We moeten ook onder ogen zien dat het departement
van defensie wel eens geen betrouwbare behoeder van
de Nederlandse grootschalige kartografie kan blijken
te zijn. Dat hoeft ze ook niet te zijn, want groot
schalige kaarten hebben geen functie in het soort
werk dat de krijgsmacht verricht. Vanwege de
onzekerheid omtrent het voortbestaan van de kaart
1 25 000 (en dus van de kaart 1 10 000) lijkt het
verstandig om in de toekomst het Ministerie van
Volksgezondheid en Ruimtelijke Ordening meer bij de
topografische kaartvervaardiging te gaan betrekken.
Dan zal er wel aan de uitbreiding van kartografische-
en foto-interpretatiekennis bij de diensten van dat
departement gedacht moeten worden. Maar over dat
specifieke onderwerp kan misschien bij een andere
gelegenheid eens wat gezegd of geschreven worden.
Het is een aangename taak om aan het slot van dit
artikel iedereen te danken die bij het KADOR te
Apeldoorn, op het Geografisch Instituut te Utrecht,
bij de Topografische Dienst in een of andere vorm aan
het welslagen van dit experiment hebben meegewerkt.
Noten
1. L. VAN ZUYLEN, Enkele aantekeningen betref
fende de oppervlaktebepaling ten behoeve van de
grondgebruiksstatistiek en de grondgebruikskaart.
Kartografie no. 32/33; T.A. G. 1966, p. 453-459.
2. L. VAN ZUYLEN, in bovenstaand artikel op
p. 458.
3. Centraal Bureau voor de Statistiek, Handleiding
voor het intekenen van het bodemgebruik op
topografische kaarten met schaal 1 10 000,
Voorburg 1 jan. '76.
4. Geowissenschaftliche Mitteilungen, Heft 12, p. 65
Studienrichtung Vermessungswesen Technische
Universität Wien, 1977.
Summary
Will the basemap 1 2 000 serve as a construction-
box for the cartography of the Netherlands
Half a proof sheet of a land-use map 1 5 000 and a
fragment of a proof sheet of a topographical map
1 10 000 have been produced from base material
1 2 000, supplied by the Cadastral Survey. The
land-use map means a novelty for the Netherlands
while the topographical map 1 10 000 presents a
Substitute for the map on the same scale, produced
by the Dutch topographical survey. Arguments to
give preference to a map 1 10 000 compiled from
a base map 1 2 000 are apparent. The experiments
were carried out by the Cartographic Department in
the Geographical Institute of the University of
Utrecht.
KT 1978.IV.2
23