Stedelijke groei
Drie van de vier Canadezen wonen in Steden, en die
Steden groeien nog steeds snel. Ottawa is er een
voorbeeld van: de stad zelf is van 1951 tot 1971 qua
inwonertal met 113% gegroeid, de omgeving met 550%!
De uitbreiding is op het kaartje van Ottawa in het
rood aangegeven. Die snelle groei heeft de grond-
prijzen opgedreven en zo de ruimtelijke ordening voor
Problemen gesteld. In het geval van Ottawa probeert
men die tegen te gaan door de constructie van een
groene gordel die zijn rurale karakter moet behouden,
en de ontwikkeling van een nieuwe stad ten zuidoosten
van Ottawa.
Het central business district van de stad Montreal,
ofwel het zakencentrum van deze stad, dat overdag
een bevolkingsdichtheid van 60 000 mensen per km^
telt, geeft aan hoe de Steden intern veranderen. Hier
moeten de belangen van de auto afgewogen worden
tegen die van de parken. De groei van het C. B. D.
moet afgewogen worden tegen het verdwijnen van de
woongelegenheid uit de binnenstad en de daaraan ver
bünden sociale problemen.
Grondgebruik en grondprijs
Er blijken bepaalde wetmatigheden te zitten in het
patroon van grondgebruiksveranderingen, met als
onherroepelijke eindbestemming het Urbane gebruik.
Het verdwijnen van marginale boerenbedrijven of het
vervangen van de permanente bewoners door mensen
die alleen in hun vrije tijd het bedrijf uitoefenen leidt
tot een geleidelijke herbebossing van bepaalde ge-
bieden.
De kaartjes in de rechtermarge geven daarnaast ook
een aantal aspecten van verkochte percelen aan zoals
het soort eigendom en het domicilie van de eigenaar,
de verkoopprijs en de ontwikkeling daarvan in de
periode 1968-1972. Daar in het gebied van de kaartjes
een tweede vliegveld voor Toronto zal worden aange-
legd, heeft er de laatste tijd nogal wat speculatie
plaats gevonden. Het kaartbeeld laat niet toe om in
efen blik de variatie in de grondprijzen te kunnen over-
zien, daarvoor is de gebruikte cirkeldiagrammethode
niet geschikt.
Algehele uitvoering
Tussen de kaarten staan een aantal diagrammen in,
die vaak nog dramatischer dan de kaarten op bepaalde
ontwikkelingen wijzen. Ze tonen een daling van het
landbouwareaal, ze tonen een dramatische achteruit-
gang van het aantal boerderijen van 265 000 tot
135 000 in de periode 1950-1970, een toename van de
geinvesteerde kapitalen die in Ontario trouwens twee-
maal zo hoog was als in Qu§bec en een halvering van
de agrarische bevolking. Vooral in de diagrammen is
een goed gebruik gemaakt van de beschikbare kleuren
(zes). Samen geven de negen kaarten een overzicht
van wat er speelt in dit gebied, en ze informeren de
belangstellende lezer over de problemen, over het
tempo waarin de veranderingen zieh voltrekken, en in
de tekst wordt de eventuele onomkeerbaarheid van de
Processen aangegeven.
Men moet inderdaad een belangstellend lezer zijn,
want er wordt veel van de lezer gevergd. Hij heeft
zeker een half uur nodig om alle teksten goed te lezen
en met de kaart te vergelijken en hij moet daarvoor
op leesafstand van de kleine lettertjes komen, hetgeen
nogal wat lichamelijke inspanning kan vergen. De
kaarten worden ook geinterpreteerd in de teksten en
dat gebeurt zeer voorzichtig. Dat is op zichzelf zeer
correct, maar ten behoeve van de duidelijkheid en ter
verkorting van de leestijd zou het ook wat kernachtiger
kunnen. Conclusies of trends heeft men niet duidelijk
grafisch uit laten komen.
Toch beschouwen we deze kaart als een voorbeeld voor
de situatie in Nederland, als een optimale begeleiding
voor inspraakprocedures voor streekplannen en der-
gelijke omdat belangstellenden er zelf uit kunnen halen
welke kant de ontwikkeling opgaat. De tekst en de
kaarten op het kaartblad spreken zo voor zichzelf dat
het kaartblad in staat is een eigen leven te leiden. Een
dergelijke uitvoering met een wellicht iets duidelijker
grafische vormgeving en minder tekst kan een belang-
rijke bijdrage leveren in de overdracht van informatie
aan de betrokken bevolking.
KT 1978.IV.2
25