A.A. DE VEER, A. BUITENHUIS,
H. VAN DER LOO, Vergelijking
van Nederlandse methoden van
landschapsbeeldkartering en hun
toepas s ings mogel ij kheden
Stichting voor Bodemkartering,
Wageningen, 1977. Afm. 24, 5 x
32,5 cm., 65 pp., 8 losse kaarten.
ISBN 90 220 0631 X.
Een toenemende beiangsteiling
voor het landschap, vooral als
gevolg van de aanslagen die daarop
gepleegd worden, maken een goede
inventarisatie en waardering nood-
zakelijk. Vanuit verschillende
disciplines zijn daartoe methoden
ontwikkeld. De nogal verschillende
resultaten daarvan maken een
uniformering wenselijk. De moge-
lijkheden tot het in kaart brengen
van het landschapsbeeld (hier
gebruikt voor de visuele kenmer
ken van het landschap, de uiter-
lijke verschijningsvorm en de
landschapsfysiognomie) is het
onderwerp van deze publicatie.
De vraag naar een dergelijke
kartering komt vooral uit de hoek
van de Ruimtelijke Ordening. Het
is dan ook de Rijksplanologische
Dienst geweest die aan de Stichting
voor Bodemkartering (Stiboka) de
opdracht heeft gegeven een onder-
zoek in te stellen naar de reeds
bestaande karteringstechnieken en
hun bruikbaarheid.
Daarnaast is aan het Rijksinstituut
voor Onderzoek in Bos- en Land-
schapsbouw "De Dorschkamp" de
opdracht gegeven de waarneming
en waardering van het landschap
door het publiek, te onderzoeken.
Het onderhavige rapport van de
Stiboka bevat een analyse van de
bestaande karteringsmethoden,
de wensen van de potentiele
gebruikers en enkele conclusies.
Analyse van de bestaande
methoden
In het onderzoek zijn een achttal
karteringsmethoden geanalyseerd.
Men heeft daartoe een groot aantal
analyse-aspecten onderscheiden
welke verdeeld zijn in drie hoofd-
groepen: - technische aspecten
(publicaties, opnameschaal e.d.
- karteringsaspecten (karterings-
techniek, vorm van de weergave,
kosten e.d.) en - inhoudelijke
aspecten (terminologie, doel e.d.).
Het geheel is in een tabel verwerkt
met daarin tevens aangegeven een
relatieve beoordeling van die
aspecten. Om een goede vergelij
king van de methoden te verkrijgen
heeft men een proefkartering uit-
gevoerd in een gebied rond Rhenen.
Het resultaat daarvan zijn de 8
in kleur gedrukte kaartjes. Uit de
kaartjes blijkt dat er veel verschil
van mening bestaat over de inhoud
van een landschapsbeeldkaart. De
inhoud omvat meestal een combi-
natie van een aantal van de volgen-
de elementen: bodemgebruik,
vegetatie, bebouwing, water,
relief, structuur, complexiteit en
ruimte. Het 'lezen' van de kaarten
is vaak moeilijk. Men moet in veel
gevallen de beschrijving van de
gevolgde karteringsmethode onder
de knie hebben, wil men de kaart
begrijpen.
De wensen van de ge
bruikers
Door middel van een enqubte is
getracht een inzicht te krijgen in
de wensen van de potentiele ge
bruikers. De enquSte is toe-
gezonden aan een aantal instanties
die zieh bezighouden met het
visuele landschap zoals PPD's,
landschapsconsulenten en parti-
culiere adviesbureausEr worden
vragen gesteld over de inhoud van
de kaarten, de schaal, de basis-
gegevens, het doel van de kaart
enz.zowel voor wat betreft het
huidige gebruik als het in de toe-
komst gewenste gebruik.
De antwoorden zijn naar twee
'ingangen' bewerkt, te weten een
instantie-ingang en een plan-
ingang (plan op lokaal, regionaal
of rijksniveau). De beantwoording
is overzichtelijk in een aantal
tabellen en toelichtende tekst ver
werkt.
Uit de mogelijkheden en de wensen
heeft men o.a. geconcludeerd dat
het verzamelen van elementaire
gegevens en het opslaan daarvan
(eventueel in een computergeheugen)
voorlopig de beste oplossing is.
Afgestemd op de gebruikers kan
men de gegevens combineren en
interpreteren. Daarnaast wijzen de
wensen in de richting van het uit-
geven van een gedrukte kaart
(meest genoemde schaal 1 25 000).
Het uitgeven van een gedrukte kaart
zal m.i. voor wat betreft de inhoud
en de weergave daarvan de nodige
Problemen geven. T.o.v. een
computergeheugen waaruit naar
wens gegevens worden gelicht,
heeft een gedrukte kaart het voor-
deel dat de informatie een groter
publiek kan bereiken en dat geheel
Nederland volgens dezelfde
specificaties wordt weergegeven.
Gezien het groter aantal elementen
dat in de kaart moet worden
opgenomen, zal dit moeilijk in 6en
kaart te verwezenlijken zijn. Dit
blijkt ook al bij enkele van de onder-
zochte methoden welke meerdere
deelkaarten bevatten.
De in de conclusie genoemde ele
menten die in de kaart aan bod
kunnen komen, kunnen verdeeld
worden in concrete (bodemgebruik,
begroeii'ng, bebouwing, water en
relief) en abstracte elementen
(structuur, complexiteit en ruimte).
De concrete elementen kunnen ge
zien worden als een aanvulling op
en detailler ing van de topografische
kaart en als zodanig daarop worden
weergegeven. Voor de weergave
van de abstracte gegevens zal dan
een tweede kaart nodig zijn.
Samenvattend kan gezegd worden
26
1978 KT. IV. 2