5. Ledenbes tand
Een körte beschouwing over het ledenbestand van de
KS/NVK leert het volgende: Op de oprichtingsverga-
dering in September 1958 melden zieh 47 personen
als lid aan. Een jaar later was dit aantal bijna ver-
drievoudigd tot 132. Ten tijde van het tienjarig be-
staan in 1968 telde de KS 352 leden waarvan liefst 50
institutionele leden. Ten tijde van de verzelfstandiging
van KS tot NVK stonden 415 leden geregistreerd,
waarvan circa 30% tevens lid waren van het KNAG.
Overeenkomstig de verwachting van de Commissie
Bos-Ras-Willems heeft het ledental van de Nederlandse
Kartografische gemeenschap de overgang naar een
zelfstandige vereniging goed doorstaan. Een relatief
gering aantal bedankjes vnl. van KS-KNAG leden werd
mede onder invloed van een tezelfder tijd gelanceerde
ledenwervingscampagne, spoedig gecompenseerd door
tal van nieuwe aanmeldingen, resulterend in een
gestage groei die tot de huidige dag aanhoudt. Op haar
20ste verjaardag telt de kartografische broederschap
in Nederland 536 leden waarvan 81 institutionele leden.
Hoewel de jongste groei ongetwijfeld is gegenereerd
door de dynamische aanpak en het aantrekkelijke
dienstenpakket dat de NVK ook na de verzelfstan
diging blijft aanbieden, mag toch niet uit het oog
verloren worden dat de toetreding tot de NVK waar-
schijnlijk voor verscheidene kartografen gemakkelijker
is geworden nu de toch vreemde, "geografische
verpakking" van de KS is weggevallen.
Het valt moeilijk te zeggen op welk Stadium de groei
van het ledental tot staan zal komen en het plafond
bereikt zal zijn. Wanneer wij het aantal personen dat
in Nederland in de kartogräfie werkzaam is op circa
1.000 stellen, herbergt de NVK met 455 persoonlijke
leden daarvan dus ruim 40%. In de BRD wordt aan-
genomen dat het aantal leden van de Deutsche Gesell
schaft für Kartographie (DGfK) circa 60% bedraagt
van het aantal beroepsbeoefenaren, terwijl de British
Cartographic Society (BCS), bij schrijven van haar
voorzitter, meldt niet meer dan 20% van het totaal
aantal kartografisch werkzame lieden in Groot-
Brittannie onderdak te bieden. Zolang echter niet
vaststaat wat in de verschillende landen onder
"kartografisch werkzame lieden" wordt verstaan,
bieden deze cijfers weinig vergelijkingsmogelijkheden.
Van den beginne is het aantal institutionele leden
relatief groot geweest. Zoals reeds werd gerappor-
teerd is deze categorie thans met liefst 81 leden
vertegenwoordigd d.i. 15% van het totale ledenbestand.
Voor de DGfK en voor de BCS zijn deze percentages
met resp. 4 en 6 aanzienlijk kleiner. Onder de 81
institutionele leden bevinden zieh 61 overheids- en
semi-overheids instellingen terwijl de twintig overige
uit de commerciele kartografie afkomstig zijn. Onder
de laatste bevinden zieh praktisch alle particuliere
kaart- en atlasproducenten. Intussen mag het grote
aantal institutionele leden niet worden beschouwd als
een uiting van een modern mecenaat of kunstbescher-
merschap, zieh uitend in geldelijke steun aan een
gezelschap van kunstenaars en geleerden. Aangenomen
mag worden dat de waardering waarmede diensten en
bedrijven de NVK tegemoet treden voor een belangrijk
deel is gebaseerd op nuttigheidsoverwegingen in dien
zin, dat het dienstenpakket dat de NVK offreert
componenten bevat vnl. in het educatieve vlak die
voor menigeen aantrekkelijk zijn.
Hoewel men in het buitenland (BRD, Hongarije,
Italie, enz.) de ervaring heeft opgedaan dat de
detailmotoriek, de netheid en de nauwkeurigheid,
die inherent zijn aan kartografisch werk, de vrouw
aanspreken, is het aantal vrouwelijke beoefenaren
van het vak in Nederland zeer gering. Dit vindt zijn
afspiegeling in het kleine aantal damesieden van de
NVK (25 of ruim 5% van het aantal persoonlijke leden;
vgl. Deutsche Gesellschaft für Kartographie 12,5%).
Dit hangt natuurlijk samen met het geringe aandeel
van de Nederlandse vrouw in het arbeidsproces
(Nederland 26%, BRD 47%, welk effect dan nog
versterkt wordt door de onbekendheid van het vak,
waardoor er - naar ik aanneem - niet veel beroepen-
dekanen zullen zijn die MAVO- of HAVO-meisjes op
mogelijkheden in de kartografie attent maken.
Spijtig genoeg is de ledenregistratie te weinig ge-
nuaneeerd bijgehouden om daaruit - zoals bij de
Deutsche Gesellschaft für Kartographie - de struetuur
van het ledenbestand naar werkkring, funetie en
opleiding te kunnen afleiden, een gegeven dat voor
het bestuursbeleid toch wel nuttig zou zijn. Hoewel
het vervolgens wel bekend is dat de jongere leeftijds-
groepen in de vereniging overheersen, zou het ook
leerzaam kunnen zijn de leeftijdsopbouw wat nauw-
keuriger te leren kennen. Daar de leeftijden van de
leden niet worden gevraagd is ook dit niet mogelijk.
5-1. Vrijwillige inzet
Aan de Engelse humanist Francis Bacon (1561-1626)
wordt de uitspraak toegeschreven "Every man is a
debtor to his profession", of vrij vertaald "ledere
man staat bij zijn beroep in de schuld". Deze woorden
worden wel gebruikt om de wenselijkheid van
professionele trouw en toewijding aan het eenmaal
gekozen beroep tot uiting te brengen. Bacon redeneer-
de als volgt. Door de uitoefening van zijn beroep
verwerft de beroepsbeoefenaar een zekere Status,
geniet hij levensonderhoud en vindt hij misschien een
zekere levensvervulling. Het is derhalve logisch dat
hij wat terug doet, op zijn minst zekere ethische
normen in acht neemt en waar mogelijk tot meerdere
glorie van het beroep bijdraagt.
Blijkbaar hebben de kartografen die zieh in het kader
van de KS/NVK voor versterking van de kartografie
hebben ingezet, de boodschap van Bacon goed ver
staan. Immers, in het bovenstaande werd er reeds
op gewezen dat de NVK bij de gratie van vrijwilligheid
bestaat en funetioneert, met uitzondering van de
Groninger koek of de boekenbon als enige renumeratie.
Het is hartverwarmend te constateren met welk een
bereidwilligheid en spontaniteit de leden dezer ver
eniging telkens weer hun diensten aanbieden voor het ver
richten van ondersteunende werkzaamheden. Dit
komt tot uiting in alle sectoren waarin de NVK ac-
tiviteiten ontplooit, zowel in de beleidssector
(bestuursvergaderingen), de educatieve sector
(studie- en kartografendagen), in de administratieve
(secretariaat) als in de publicistische sector (ver-
zorgen en redigeren van het Kartografisch Tijdschrift).
1978. IV. 3. Lustrumnummer
9