5. Jaarlijkse financiele steun uit de K.N. A. G. -kas. Voor de initiatiefnemers blijft nu nog fefen belangrijk punt over en dat is de vraag op welk bedrag de karto- grafische sectie jaarlijks zal kunnen rekenen uit de K. N. A. G. -kas voor uitvoering van haar werkpro- gramma. In dit Stadium van voorbereiding, waarin nog niet bekend is hoeveel leden straks zullen toetre- den, is een antwoord op deze vraag natuurlijk niet mogelijk. Mij dunkt echter dat het wfel doenlijk is na te gaan welk bedrag het K. N. A.G. bereid is per lid aan de jonge subvereniging uit te keren. Gaan wij ter benadering van dit bedrag gemakshalve uit van de 10 gulden-betaler, het lid dat dus slechts toegetreden is tot de kartografische sectie doch geen volwaardig K. N. A. G. -lid is. Vragen wij ons een ogenblik af wat deze man het Genootschap kost. Hij ontvangt per jaar 40 pagina's kartografische berichten, dat is als we het ruim nemen 10% van het tijdschrift. Indien ik juist ben ingelicht bedragen de kosten van het T. A. G. per lid per jaar f 17, 50. Wanneer wij nu aannemen dat de rubriek kartografische berichten een plaats zal vin- den binnen huidige omvang van het tijdschrift, dan kosten deze 40 pagina's dus 1/10 x f 17, 50 d. i. f 175 zeg met 4 omslagen en porti mee f 2, 50. Het is mij niet bekend hoeveel een lid gemiddeld aan administra- tie kost. Evenmin hoeveel de kosten der lezingen (spreker, zaalhuur e.d.) gemiddeld per lid bedragen. Ik sla er een slag naar en taxeer de laatste twee pos- ten op totaal nog f 2, 50 per jaar. Ergo, van deflO»— die ons lid aan contributie inbrengt zouden volgens deze redenering na aftrek van 2 x f 2, 50 vijf gülden, welke, als ik het goed zie, aan de kartografische sec tie ten goede zouden komen. Voor de twee andere categorieen leden (zie punt 1 hierboven) zijn soortge- lijke berekeningen te maken. Mijne Heren, ik heb in het bovenstaande getracht een vorm te vinden voor een betrekkelijk zelfstandige kartografische sectie van Uw Genootschap. Ik heb voorts geprobeerd het lidmaatschap van deze sectie voor belangstellenden in de kartografie aantrekkelijk te maken. Ik ben er van overtuigd, dat deze pogingen op diverse punten gebrekkig en onvolledig zijn en dat mijn argumenten ruimte openlaten voor evenzovele tegenargumenten. Ik möge U namens mijn collega's initiatiefnemers verzoeken datgene wat U in dit schrijven aanvaard- baar acht in de vergadering van Uw Algemeen Be- stuur te brengen. Wij zouden het zeer op prijs stel len indien U ons de gelegenheid bood onduidelijke punten te verhelderen en minder aanvaardbare pun ten mondeling te verdedigen. Namens de initiatiefnemers, hoogachtend, Groningen, 3 maart 1958 Dr. F.J. Ormeling Kort verslag van de vergadering van het huishoudelijk bestuur van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, 3 april 1958, N. Z. Voorburgwal 104 te Amsterdam, des avonds te acht uur. Aanwezig de heren: prof. van Baren, voorzitter, Broekman, secretaris, Ernst Crone, Dr.Jong, prof. de Vries Reilingh, Ormeling en Romein. Onderwerp: de uitgewerkte voorstellen betreffende - een kartografische sectie, zoals vervat in de brief van Ormeling van begin maart. Een afschrift van deze brief heeft u begin april bereikt. Tezelfdertijd heeft Ormeling in antwoord op vragen van o. a. Michels, Schokkenkamp en de Smit in enige bijzon- derheden de wordingsgeschiedenis van deze brief beschreven en verklaard. De brief is door hem in zeer körte tijd, deels in nachtelijke uren geschre- ven moeten worden, aangezien begin maart het K. N. A. G. -bestuur, tegen vroeger mededelingen in, ineens op zeer körte termijn, nl. enige dagen, schriftelijke voorstellen van de initiatiefnemers zei te verwachten. Het K. N. A. G. -bestuur schijnt het.niet nodig gevon- den te hebben ook zelf schriftelijk voorstellen te doen of schriftelijk te reageren op de zeer doorwerkte en uitvoerige brief der initiatiefnemers. Zelfs ter ver gadering van 3 april bleef veel vaag. Ook bleek men de brief niet aan de redactie van het Tijdschrift van het K.N. A.G. te hebben bekend gemaakt, hoewel men Ormeling bij herhaling verzekerd had dit te zul len doen. Prof. de Vries Reilingh, die de vergadering o.a. bijwoonde als overigens zeer welwillend, ver- tegenwoordiger van de redactie van het T. A.G.was derhalve van niets op de hoogte. Een zeer groot deel van de avond werd verbruikt voor het antwoord van het K. N. A. G. -bestuur op de brief der initiatiefnemers. Ik herhaal: een veelal zeer vaag antwoord. Ik heb inmiddels geen beves- tiging ontvangen van de woorden van prof. van Baren en de andere bestuursleden en ga dus alleen af op eigen aantekeningen wanneer ik u hier de mening van het K. N. A. G. -bestuur tracht weer te geven. In de eerste plaats zei de heer van Baren niet te kun nen instemmen met de naam "Nederlandse Vereniging voor Kartografie". De kartografische organisatie zou bekend moeten zijn als "Kartografische Sectie van het K. N. A. G. Wilden wij anders, aldus de heer van Baren, dan had verder praten geen zin. Of woor den van deze strekking. Hoewel ik zelf de heren hier al vaarwel gezegd zou hebben, verklaarde Ormeling zieh hier bereid de wensen van het K. N. A. G. in dezen te volgen. Prof. van Baren verklaarde vervolgens geheel te kunnen instemmen met paragraaf 1 van de brief. 30 Lustrumnummer 1978. IV.3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1978 | | pagina 34