het bovenstaande, met klem willen
tegenspreken.
Tenslotte nog een opmerking over
de schaal van de fietskaarten.
De meest handzame schaal is
inderdaad 1 50.000. Maar dat
op een 1 100.000 kaart niet goed
zou kunnen worden gefietst, is
zeker niet juist: ten behoeve van
kleinere rondritten zou ik een
1 50.000 schaal prefereren, maar
ten behoeve van de met (brom)-
fiets trekkende toerist (sterk in
opkomst) is een schaal van 1
100.000 bijzonder bruikbaar.
Tot zover mijn reactie, voor wat
betreft de kartografische zijde van
dit onderwerp. Ook de afdeling
Dagrecreatie van de ANWB heeft
op het bedoelde artikel enige kri-
tiek:
In het artikel verklaart de heer
Simons de werkwijze die de stich -
ting: fiets! volgt bij het in kaart
brengen van toeristische fiets-
routesDe auteur verdedigt het
uitgangsprincipe door ondermeer
op te merken dat dit in de praktijk
is ontstaan. Ofschoon ook in het
ANWB-kaartmateriaal veel prak-
tijkervaring en -toetsing is ver
werkt, wijken onze fietsroute-
kaarten principieel af van die van
de stichting: fiets
Behalve een overzicht van de fiets -
verbindingen in Nederland (1
500.000) brengt de ANWB boekjes
met beschreven fietsroutes uit en
kaarten (vouwbladen) van beweg-
wijzerde toeristische (brom)fiets-
routes
Het belangrijkste kenmerk van de
fietsroutekaarten van de stichting:
fiets is, dat de kaart de route -
beschrijving ondersteunt. De
auteur stelt: "Een routebeschrij-
ving alleen is onvoldoende en heeft
ondersteuning nodig van een route-
kaart" en "Wat voor het volgen van
de route van geen belang is, moet
op de routekaart vermeden worden
omdat dit de overzichtelijkheid
belemmert".
De ANWB gaat bij de beschreven
fietsroute van een ander principe
uit en stelt (bijvoorbeeld in de
ANWB-fietsgidsen van Achterhoek,
Veluwe e.a."De kaart is het be
langrijkste; de ingekleurde lijn
geeft globaal de richting aan. Bij
twijfel raadplege men de beschrij-
ving". Vandaar dat in onze ogen
het in kaart brengen van toeris -
tische routes wel degelijk zuiver
kartografisch werk is, hetgeen in
het artikel bestreden wordt. Fiets
routes dienen op een ondergrond
van geografische kaarten te worden
ingetekend. De kaart moet de fiet-
ser niet alleen helpen zolang het
goed gaat, maar ook en vooral als
het fout gaat, met andere woorden,
als de fietser de route onverhoopt
kwijt raakt. In dat geval dient de
geografische ondergrond hem in
Staat te stellen om (desnoods met
enige inspanning) weer op de goede
weg terug te keren. Als een fiets -
routekaart die mogelijkheid niet
biedt, heeft hij als ondersteuning
van een routebeschrijving slechts
psychologische waarde. Ruwe
routeschetsen kunnen naar onze
mening alleen bij tijdelijke route-
beschrijvingen gebruikt worden.
Met betrekking tot het voorgaande
missen wij in het onderhavige ar
tikel een verwijzing naar de fiets-
atlas, enkele jaren geleden door
Kluwer uitgegeven en vooral door
de ANWB aan de man gebracht.
Behalve uit de Smulders-kaart
van Nederland, bestaat een groot
deel van deze atlas uit de fiets
routes van de stichting: fiets!
De eerlijkheid gebiedt te stellen,
dat deze fietsatlas bij lange na niet
aan de gestelde verwachtingen
heeft voldaan en bij de ANWB dan
ook niet meer verkrijgbaar is.
Overigens constateren wij dat de
heer Simons een fiets routekaart
(route gebruikt in de zin van een
rondgaand circuit) soms verwart
met een kaart, waarop de (alle)
mogelijkheden staan voor de
(brom)fietser in een bepaald ge-
bied.
Om mogelijke twijfel te voorkomen
n.a.v. het artikel, moet nog eens
benadrukt worden dat op de toeris -
tenkaart van de ANWB wel degelijk
paddestoelnummers zijn vermeld.
Door de ANWB zijn geen beweg-
wijzerde toeristische routes op-
geheven.
Naarmate men zieh meer in het
voorlichtingsmateriaal voor de
fietser verdiept, blijkt hoe moei-
lijk het is om het alle vormen van
fietsverkeer en -toerisme naar de
zin te maken:
- utilitair fietsverkeer:
binnen de bebouwde kom,
buiten de bebouwde kom
- recreatief fietsverkeer:
op "utilitaire" paden,
op recreatieve paden,
op het overige wegennet
De beste geleiding van de fietser
is en blijft een goede bewegwijze-
ring. Randvoorwaarde daarbij is
dat niet overal borden neergezet
kunnen worden. Optimale voorlich-
ting wordt bereikt wanneer een
kaart bewegwijzering beschik-
baar is.
In redelijke verhouding tot elkaar
zullen gebieden moeten staan met:
a. utilitaire bewegwijzering (voor
fietsers)
b. toeristische bewegwijzering
(paddestoelen, paaltjes)
en met gebruik van kaarten:
c. speeifieke routebewegwijzering
d. beschreven fietsroutes
e. een kaart met fietsmogelijkhe-
den, dit zijn de gebieden waar-
voor men moeite moet doen er
te komen. Men zou kunnen zeg-
gen "voor de fijnproever".
Nog teveel wordt ervan uitgegaan
dat iedereen wel kaart kan (en wil)
lezen. Blijkens onderzoek blijkt
slechts een kwart een derde deel
van het routerijdende publiek over
een kaart te beschikken (sommigen
laten de routekaart thuis).
Vooralsnog is het antwoord op de
vraag hoe het publiek het gebruik
van een kaart bij te brengen min-
stens zo interessant als de vraag
hoe het kaartmateriaal eruit moet
zien.
Tot zover de reactie van de afde
ling Dagrecreatie.
Gaarne zou ik e§n en ander ge-
plaatst willen zien in het volgende
nummer van het Kartografisch
Tijdschrift.
Bij voorbaat dank en met vriende-
lijke groeten,
hoogachtend,
Koninklijke Nederlandse Toeris-
tenbond ANWB
M.A. G.Bos, chef afdeling
Kartografie
12
1978.IV.4