nuftig kleurensysteem uitgevonden
voor het aangeven van migratie en
natuurlijke bevolkingsgroei en af-
name. Dit is altijd een probleem
voor de thematische kartograaf en
de hier gehanteerde oplossing is
wel zeer duidelijk.
- op blad 4.1 valt het te betreuren,
dat voor hellingen tussen 4 en 8%
afgestapt is van schrapjes; drie
verschillende diktes van lijnen had-
den makkelijk getoond kunnen wor
den.
- op blad 4.4 worden de waarden
'matig nat' en 'nat' in het zwart
aangegeven, terwijl 'moerasblauw
is.
- blad 6.20: het is jammer dat,
na de uitgebreide kwantitatieve weer-
gave van het privö verkeer, het
openbaar vervoer alleen kwalitatief
getoond is
Zo zouden wij kunnen doorgaan.
Maar het feit, dat in deze recensie
zoveel kritiek (op kleine details)
gegeven is, getuigt van twee din
gen: de recensent heeft met enorm
veel belangstelling de atlas door-
genomen (wat niet gebeurd zou zijn,
als het niet de moeite waard was
geweest) en hij kon geen grove
fouten ontdekken. Een ding is wel
zeker: met het publiceren van deze
atlas, een atlas van zeer hoge
kwaliteit zowel inhoudelijk als wat
de kartografische uitvoering betreft,
hebben onze zuidelijke buren de
kartografische wereld eraan her-
innerd, dat het land van Mercator
nog steeds zeer aktief is, ook op
dit gebied.
Met de verschijning van de Atlas
van Leuven mögen wij de samen-
stellers, de Universiteit van
Leuven en de Belgische kartografen
van harte gelukwensen.
R. J. M. J. Bertrand
CATALOGUS VAN DE
KAARTENCOLLECTIE MOLL.
Samengesteid door drs. J.Harms
en drs. M.Dinkersloot-De Vrij
(met een inleiding van A. D. A.
Monna). Utrecht, Univers iteits-
bibliotheek, 1977. XI 171 pp.
Prijs f 14, 90.
De universiteitsbibliotheek te
Utrecht bezit twee belangrijke
kaartencollecties, beide in bruik-
leen afgestaan aan het Geografisch
Instituut te Utrecht: de collectie
Ackersdijck en de collectie Moll.
Van eerstgenoemde collectie ver-
scheen in 1975 al een 'Lijst van
kaarten'met de catalogus Moll is
dan ook de andere collectie toe-
gankelijk gemaakt. Gerrit Moll
(1785-1838) was wis- en sterren-
kundige, directeur van de Utrechtse
sterrenwacht en hoogleraar in de
wis- en sterrenkunde, waaraan
later nog de natuurkunde werd toe-
gevoegd. Hij had grote belangstel
ling voor waterstaat en zeevaart-
kundeop zijn vele reizen had hij
gelegenheid op deze gebieden
kaarten aan te schaffen (op deze
gebieden was hij ook nog in allerlei
commissies werkzaam). Verder
was hij gei'nteresseerd in oorlogs-
kaarten en historische kaarten.
Bij zijn dood in 1838 werd zijn na-
latenschap met kaarten, boeken en
instrumenten aan de Rijksuniversi-
teit van Utrecht vermaakt. Hoewel
er wel in de loop der jaren inventa-
rissen zijn opgesteld van de
collectie bleef de verzameling
siecht toegankelijk. Deze catalogus
maakt nu een eind aan deze situatie.
De kaarten (en ook enkele boeken)
zijn in de catalogus doorlopend ge-
nummers (in totaal 747 nummers),
maar daarbij bleef de oude thema-
tisch-geografische indeling gehand-
haafd; de kaarten zijn ook nog
steeds volgens deze oude indeling
in portefeuilles opgeborgen: een
eerste verdeling naar kaarttype
(landkaart, zeekaart, etc.)ver-
volgens op regio. Elke titelbeschrij-
ving wordt voorafgegaan door een
körte aanduiding van het bestreken
gebied of de afgebeeide stad (geo
grafisch trefwoord); in de be-
schrijving zijn zoveel mogelijk
kaartelementen opgenomen. De
beschrijvingen zijn toegankelijk
via een uitgebreide inhoudsopgave
die de oude indeling volgt, en een
zeer uitgebreid Personenregister.
Alles bij elkaar een voorbeeld dat
navolging verdient; de kartografie
zal er wel bij varen.
W.van den Dries
TH.W.HARMSEN, De Beknopte
Lant-Meet-Konst. Beschrijving
van het leven en werk van de
Dordtse landmeter Matthaeus van
Nispen (circa 1628-1717). Met
een voorwoord van C. Koeman.
Delftse Universitaire Pers, 1978.
183 p., fig.krtn.losse bijlages.
Prijs f 29,95.
In dit boek wordt een overzicht
gegeven van het leven en werk van
Mattheus van Nispen, als landmeter
werkzaam te Dordrecht en ruime
omgeving. Zijn belangrijkste kaart
was die van de Alblasserwaard en de
Vijfheerenlanden van 1681 (latere
druk 1716). Vooral deze kaart
speelt de belangrijkste rol in dit
boek. Harmsen (oud-wetenschappe-
lijk hoofdmedewerker Geodesie TH
Delft) beschrijft hoe deze kaart
vermoedelijk tot stand is gekomen,
en doet onderzoek naar de nauw-
keurigheid van de kaart en de bij
de opmeting gebruikte instrumenten.
Ook de praktijk van het landmeten
(het veldwerk) komt aan de orde.
Op deze wijze geeft hij een goed
overzicht van de techniek van de
landmeetkunde en de kartografie in
de 17de en 18de eeuw.
Behalve als landmeter is Van Nispen
van belang als de schrijver en uit-
gever van een landmeetkunde-leer-
boek, De Beknopte Lant-Meet-
Konst, eerste druk 1662, zesde en
laatste druk 1744. Ook aan dit as-
pect van Van Nispen besteedt
Harmsen veel aandacht. Verder
beschrijft Harmsen ruim 100 kaarten
van gebieden rond Dordrecht, de
meeste van de hand van Van Nispen,
sommige van zijn schoonzoon (en
opvolger) Abel de Vries en zijn
kleinzoon Mattheus de Vries, of
van andere landmeters, maar Van
Nispen is er altijd op de een of
andere manier bij betrokken.
Een overzicht van geraadpleegde
archiefstukken, een körte literatuur-
lijst en een lijst van landmeters
die in contact stonden met Van
Nispen, besluiten dit boek. Als
bijlagen zijn opgenomen foto's van
kaarten, instrumenten, documen-
ten, tekeningen, gevelstenen,
wapens, etc; enkele bijlagen zijn
los bijgevoegd (helaas aan beide
zijden bedrukt)
De schrijfstijl is hier en daar wat
houterig door het gebruik van veel
körte zinnen en alinea'sde over
gang van de ene paragraaf naar de
andere is soms erg abrupt. In
sommige paragrafen gaat de schrij
ver diep in op bepaalde landmeet-
kundige methodes en technieken:
enige kennis van de landmeetkunde
en wiskunde is hier onontbeerlijk.
Verder maakt de schrijver veel
gebruik van verwijzingen naar
andere paragrafen in zijn boek.
Daardoor is de draad die door het
verhaal loopt niet altijd goed te
volgen. Ondanks deze stylistische
tekortkomingen is het een zeer
1978. IV.4
31