pasmerken. De camera wordt op de vereiste maat
ingesteld en zorgvuldig gesloten. Op de filmhouder
worden pasnippels geplaatst en in de juiste positie
met plakband vastgezet. De camera is nu gereed voor
opname van Masker I. In absolute duisternis wordt
een pan-maskerfilm geponsd met de gevoelige laag
naar beneden. De film wordt achtereenvolgens belicht
door de groenfilter, de blauwfilter en de roodfilter
in een verhouding 1 2 10. Na belichting wordt
Masker I ontwikkeld, gefixeerd, gewassen en ge-
droogd. Om Masker II te verkrijgen wordt dezelfde
procedure gevolgd, maar nu met belichting door een
groenfilter en een blauwfilter in een verhouding van
4 8. Nu kan het eigenlijke kleurseparatieproces
beginnen.
Een vel panchromatische separatiefilm wordt in de
filmhouder geplaatst. Hierop wordt Masker I in de
pasnippels gezet. De belichting gebeurt door rood
filter 25, waarna de film wordt ontwikkeld, gefixeerd,
gewassen en gedroogd. We hebben nu de cyaan-
separatie. Het volgende vel wordt eveneens belicht
samen met Masker I, maar nu door de groenfilter
58 en de magenta separatie is gereed. Om de geel-
separatie te verkrijgen wordt belicht met Masker II
door blauwfilter 47B. Het laatste vel voor zwart (7)
krijgt een belichting met Masker I door een speciaal
zwart separatiefilter 85B. Voor het oprasteren werd
het 'Du Pont Neo Screening' systeem toegepast. Dit
is een systeem waarbij de minimum en maximum
dichtheid van de separatienegatieven wordt vastgelegd.
Op een speciale basiskaart met overlay kan de juiste
belichtingstijd voor elke afzonderlijke separatie wor
den gevonden. Van de positieve eindfilms werd een
cromalinproef vervaardigd, waaruit de volgende
konklusies konden worden getrokken.
Konklusies
1. Tijd:
Uit tabel 1 blijkt dat voor de vervaardiging van
gekleurde originelen ongeveer de helft van de tijd
nodig is die de peelcoatprocedure inneemt, kleur-
potlood zelfs nog iets minder. Niet alleen in de
tekenkamer kan tijd worden gewonnen maar ook in
de reproduktie, vanwege het wegvallen van de peel-
coatvervaardiging, het kontroledia en het tijd—
rovende maken van gekombineerde rasterpositieven
van soms aanzienlijke aantallen peelcoats. (tabel II)
2. Materiaal:
De kosten van dure peelcoats zijn weggevallen,
echter in de kaartproduktie speien materiaalkosten
een minder belangrijke rol in vergelijking met
personeelskosten (tabel II).
3. Vereiste handvaardigheid:
Het maken van gekleurde modellen is wat moei-
lijker dan het afpeilen en afdekken van peelcoats.
Desalniettemin moet een ervaren kartografisch
tekenaar in Staat worden geacht elk van de be-
schreven kleurtechnieken naar 'oehoren te kunnen
uitvoeren.
4. Arbeidsvreugde:
Het direkt werken in kleur, zodat het kaartbeeld
onmiddellijk kan worden gezien en als proef kan
worden bekeken, is een heel wat plezieriger
arbeid dan de monotone peelcoatprocedure.
5. Nabootsing van gegeven kl euren:
Met potlood en kleurfolie kan slechts een benadering
worden verkregen. Veel betere resultaten worden
bereikt met plakaatverfEchter zal in de praktijk
slechts zelden een hoge mate van kleurnabootsing
worden vereist, aangezien de kartograaf meestal
zijn eigen kleuren ontwerpt, aangepast aan het
toe te passen produktiesysteem.
6. Sluit- en pasmogelijkheden:
Het tegen elkaar laten sluiten van kleurgebieden
op voorgesponste peelcoats geeft in theorie een
volmaakt passysteem, aangezien alle peelcoats
van hetzelfde beeld zijn gekopieerd. Het sluit-
werk op gekleurde modellen gebeurt piek voor
piek met de hand waardoor kleine sluitfouten niet
zijn te vermijden. Een en ander hangt af van de
geoefendheid van de tekenaar. Sluitafwijkingen
kunnen tot een minimum worden beperkt door
de kleurgebieden van niet al te dünne omlijningen
te voorzien.
7. Zwartseparatie:
In het normale kleurseparatieproces wordt ge-
woonlijk een zwarte separatiefilm toegepast, in
hoofdzaak ter verbetering van het kontrast in de
schaduwdelen van het beeld en om donkere kleuren
ook werkelijk donker te krijgen. Over het algemeen
bestaat er geen noodzaak om kleurgebieden in kaar-
ten van extra kontrast te voorzien, wanneer de
kleuren juist zijn gekozen. Daarnaast veroorzaakt
een zwarte separatiefilm enigszins vuil aandoende
kleuren, vooral in donkere gebieden. Vandaar dat
de meer zuivere en heldere kleuren in fig. 2a,
3a en 4a de voorkeur verdienen boven die van fig.
2b, 3b en 4b, waar een zwartseparatie is toe
gepast. Wanneer zwart een geintegreerd deel van
de gebruikte kleurschaal is, zoals in fig. 5 en 6,
dan moet zwart ook meegefilterd worden.
8. Egaliteit van de kleuroppervlakken:
Zeer egale kleuroppervlakken zijn niet altijd
noodzakelijk, een korrelige struktuur in de kleur
kan een aangenaam effect veroorzaken en geschikt
zijn voor sommige kaarten: b. v. bepaalde bodem-
kaarten, vegetatiekaarten en kaarten die een zeker
natuurlijk karakter moeten hebben. Fysische
terreinkaarten en speciale toeristenkaarten zijn
andere voorbeelden. Het gebruik van kleurpot-
lood geeft goede mogelijkheden voor allerlei
korrelige strukturen.
Wanneer werkelijk egale oppervlakken zijn ge-
wenst geeft de toepassing van vooral kleurfolie,
maar ook plakaatverf goede resultaten.
9. Kaartsoorten:
Teneinde te bepalen welk kaarttype voor een be
paalde methode het best geschikt is, moet de
kaart worden geanaliseerd volgens de volgende
kriteria:
a. is het lijnwerk eenvoudig of ingewikkeld van
struktuur?
b. worden de kleurgebieden door dünne of dikke
lijnen omsloten?
c. is er een klein of groot aantal kleurtinten
vereist?
d. moeten de kleurvlakken korrelig of egaal glad
zijn?
e. moeten gegeven kleuren worden nagebootst?
Kaarten met eenvoudige en niet te dünne kleur-
grenzen en met een groot aantal kleuren zijn
ideaal voor toepassing van de kleurseparatie-
1979. V. 1
15