teosmipofenffigom
DE BOS-BASISATLAS. Wolters-
Noordhofb.v. Groningen 1976.
Tekeningen: Lidia Postma. Redak
tie: Wolters-Noordhof b. v.
Kartografie: WN Geografisch
Cartografisch Instituut.
23, 5x30 cm; 56 pp. kaarten,
7 pp. register.
ISBN 90 01 96086
Alvorens tot een zekere mate van
beoordeling van de hier te bespre-
ken Bos-Basisatlas te komen,
dient men zieh af te vragen aan
welke eisen een atlas voor de basis-
school moet voldoen. Ik heb voor
mijzelf deze eisen als volgt trach
ten te formulieren:
1. Zulk een atlas dient een inleiding
tot kaartbegrip te bevatten, waar-
bij begrippen als schaal, projektie,
generalisatie, symbolisatie, e.d.
worden uitgelegd en het de leerling
mogelijk wordt gemaakt kaarten te
leren lezen en gebruiken.
2. De kaarten dienen qua vorm en
inhoud aangepast te zijn aan leef-
tijd en leerpakket van de doelgroep:
leerlingen vanaf 8 tot ongeveer 12
jaar van de basisschool.
3. Ook de typografie dient aange
past te zijn aan de doelgroep.
4. Bij toepassing van de grafische
beeldtaal in de kaarten dient een-
voud en consequentie voorop te
staan, teneinde elke mogelijke ver-
warring bij de leerling te vermij-
den.
Inleiding tot kaartbegrip.
Wat betreft het eerste punt wordt
ingehaakt op de regelmatig in
kartografen-kringen geuitte wens
toekomstige kaartgebruikers reeds
vroeg de elementaire kaartbegrip-
pen en de beginselen van de gra
fische grammatica te onderwijzen.
De Bos-Basisatlas zou hiertoe een
ideaal medium kunnen zijn en een
eerste begin is inderdaad gemaakt,
maar helaas is men niet veel ver-
der gegaan dan een behandeling van
het schaalbegrip. Hierbij wordt o.a.
een schaalstok gei'ntroduceerd in
kombinatie met een maatlatje met
centimeterverdeling, zodat on-
middellijk zichtbaar is hoeveel
kilometer een cm op de kaart in
werkelijkheid voorstelt. Dit is een
bijzonder goede gedachte en wordt
verder in de gehele atlas toege-
past. De gedachte echter dat dit
schaalbegrip voldoende zou zijn om
ook dwarsdoorsnedes te begrijpen
gaat mij wat te ver. De doorsnede
van Nederland op pag. 14 behoeft
m.i. dan ook op zijn minst een
beknopte toelichting, ook al van-
wege het feit dat breedte- en hoogte-
schaal verschillend zijn, zonder
enige aanduiding van de hoogte-
schaal
Steeds meer wordt tegenwoordig
de behoefte gevoeld de relatie
kaart-werkelijkheid te illustreren
aan de hand van een luchtfoto, zo
ook in deze atlas. Behalve dat
hiertoe erg weinig ruimte werd ge-
reserveerd, is de afdruk van de
luchtfoto van een deel van Rotter
dam, althans op mijn exemplaar,
bijzonder onscherp. Men kan zieh
bovendien afvragen of een foto van
een dermate komplex gebied als
het gekozene, niet een ontmoedi-
gend effekt moet sorteren op een
leerling die voor het eerst wordt
gekonfronteerd met het vergelijken
van een luchtfoto met een kaart.
In dit verband zou men kunnen
denken aan een serie foto's oplo-
pend in moeilijkheidsgraad, waar-
bij tevens iets van vervorming,
verplaatsing, overdrijving, kort-
om van generalisatie kan worden
aangetoond. Het ontbreken van
enkele voorbeelden van bekende
kaartsoorten moet als gemis wor
den ervaren. Het getoonde ANWB
kaartfragment zou kunnen worden
aangevuld met topografische kaart -
fragmenten.
Men zou kunnen aanvoeren dat het
verklaren van begrippen als gene
ralisatie, projektie, symbolisatie,
e.d. meer thuis hoort in de
aardrijkskundige leerboeken, doch
hier Staat tegenover dat deze
onderwerpen juist aan de hand van
speciaal daartoe ontworpen kaarten
het beste kunnen worden uitgelegd,
kaarten die zeker op hun plaats
zouden zijn in een basisschool-
atlas. Lesboek en atlas dienen
elkaar immers aan te vullen.
Aangepaste vormgeving.
Bij de tweede eis van aangepaste
vorm en inhoud der kaarten, is het
vooral de vormgeving waarbij de
kartograaf een doorslaggevende rol
speelt, terwijl verantwoording van
de inhoud meer op het gebied van de
onderwijsdeskundige ligt. Bij aan
gepaste vormgeving zou men kunnen
denken aan overdreven duidelijke
en overdreven eenvoudige kaart-
vormen. Hierbij moet 'overdreven'
worden gezien als overdreven ten
opzichte van kaarten bestemd voor
volwassenen. De koneeptie die mij
voor ogen staat zou leiden tot een
krachtig gebruik van heldere kleu-
ren, stevige niet al te gedetailleer-
de lijn- en puntsymbolen, waarbij
de kaarten zo 'leeg' mogelijk wor
den gehouden en een veelvuldig
gebruik van toelichtend fotomate-
riaal zou worden gehanteerd.
Fysische kaarten zouden worden
verrijkt met betreffende foto's van
bijvoorbeeld een hooggebergte-
gebied, heuvelgebied, toendra,
steppe, industriegebied, woestijn,
enz. Vanzelfsprekend zijn andere
konceptionele benaderingen moge
lijk. Maar helaas is van een der-
gelijke konceptionele opzet in deze
atlas geen sprake. De vormgeving
verschilt weinig van die voor ge-
routineerde kaartlezers. Wanneer
men de wens van 'overdreven' een-
voud en duidelijkheid niet gehono-
reerd ziet, zou op zijn minste
sprake kunnen zijn van een vorm
geving waarbij eenvoud en duide
lijkheid niet al te zeer geweld wordt
aangedaan. Doch helaas zijn diverse
voorbeelden te vinden, waarbij het
26
1979. V. 1