de jeugdige leerling onnodig moei-
lijk wordt gemaakt. Zo vindt men
op blz. 15 een grondsoortenkaart
van Nederland waarbij moellijk
een selektieve waarneming kan
worden gerealiseerd, vanwege de
overwegend te fletse kl euren.
De inzet op dezelfde pagina ver-
toont een tijdsgeordend gegeven
dat is afgebeeld door middel van
een kwalitatieve niet geordende
kleurschaal. Op blz. 17 treft men
een kaartje aan waarin 'bodem-
schatten en industrie' kwalitatief
zijn weergegeven (waarom niet
kwantitatiefDe legenda is in
genoemde hoofdgroepen typografisch
verdeeld, zonder dat deze klassifi-
katie semiologisch is doorgevoerd.
Men vindt daarentegen picturale en
geometrische Symbolen, zonder dat
duidelijk wordt wanneer het een en
wanneer het ander wordt toegepast;
tevens zijn verschillende indus-
trien met gelijke kleuren voorge-
steld. Selektie en overzicht worden
in dit kaartje niet gerealiseerd. In
het kaartje er naast wordt de elek-
tortechnische industrie apart voor-
gesteld (om voor mij onduidelijke
redenen), ditmaal kwantitatief.
Door het ontbreken van namen van
de hoofdcentra, wordt een flinke
kennis van de topografie veronder-
steld, een wat al te optimistische
benadering van beginnende kaart -
lezertjes. Deze blinde kaartjes
kan men trouwens ook op andere
plaatsen in de atlas aantreffen.
Het als geheel verschaffen van
volledige en juiste legenda's kan
als aspekt van duidelijkheid worden
gezien. Dit werd niet gerealiseerd
met de legenda's van de grond-
gebruikskaarten van Nederland
1 500. 000. Niet verklaard worden
o. a. de Symbolen voor spoorlijnen,
bezienswaardigheden, hoogtepunten
en dämmen.Het kwalitatieve ver-
schil tussen wegen en grenzen is
kwantitatief weergegeven, waar-
door de provinciegrenzen als be-
langrijke wegen kunnen worden
waargenomen. Grasland en akker-
land zijn lichter afgebeeld dan het
overige grondgebruik, daarmee een
onderscheid in belangrijkheid sug-
gererend, dat in werkelijkheid niet
aanwezig is. Daarnaast veroorza-
ken deze onnodige helderheidsver-
schillen een onrustige achtergrond
voor de vele lijn- en puntsymbolen.
Echter mijn belangrijkste bezwaar
tegen deze Nederlandkaarten is
dat er onvoldoende is uitgeselek-
teerd, de kaarten zijn bepaald te vol
en te onrustig voor beginnende
kaartlezers. Voor wat betreft de
kaarten van Europa en de rest van
de wereld, zou men kunnen dis-
kussieren over een presentatie
van de hoogteverschillen dan wel
het uitbeelden van het grondge
bruik met vegetatie. Voor Neder
land is voor het laatste gekozen,
voor de overige kaarten voor het
eerste. Hoewel de laatste jaren
het grondgebruik samen met de
vegetatievormen op onze aarde
steeds meer als het meest ken
merkend aspekt wordt ervaren,
wil ik mij buiten deze diskussie
houden, aangezien het hier meer
om een geografische inhoudelijke
dan om een kartografisch vorm-
gevende aangelegenheid gaat. Dit
is ook het geval met het opnemen
van spoorlijnen (nadrukkelijk in
stevige zwarte lijnen) en het weg-
laten van de wegen. Met name in
Europa zullen schoolkinderen zieh
wat makkelijker orienteren op
wegen dan op spoorlijnen. Het
komt mij voor dat de spoorlijnen
in deze kaarten worden beklem-
toond op een wijze die niet in
overeenstemming is met de plaats
die ze tegenwoordig in de samen-
leving innemen.
Daar waar thematische kaarten
zijn gebruikt zou men soms tot
drastische vereenvoudiging willen
overgaan. Dit is bijvoorbeeld het
geval bij de staatkundige kaart van
Europa op blz. 27. De gebruikte
kleuren voor de verschillende sta-
ten vertonen te veel waardeverschil
(theoretisch mag een kwalitatief
gegeven geen enkele helderheids-
waarde-variatie bezitten), waar-
door een onrustig kaartbeeld is
ontstaan. Deze onrust wordt ver-
sterkt doordat een flink aantal
is opgenomen. Waar het hier gaat
om rivieren, die eigenlijk in een
pure staatkundige kaart als over-
bodig kunnen worden aangemerkt,
doet het verwonderlijk aan dat het
riviersymbool beduidend krachti-
ger is ontworpen dan de Staats
grenzen. In een staatkundige kaart
kan men het opnemen van de hoofd-
steden nog verdedigen, doch andere
plaatsen zouden rüstig kunnen wor
den weggelaten. In een atlas als
de onderhavige dient men zieh bij
thematische kaarten strikt aan het
onderwerp te houden. Ook dan is
het voor schoolkinderen al moei-
lijk genoeg de kaarten snel en
makkelijk te begrijpen.
Aangepaste typografie.
Onder typografen is het reeds lang
een bekend feit dat bij jeugdigen,
voor wie het lezen nog geen auto
matische aktiviteit is geworden,
maar waar ingespannen naar let
ters en woorden wordt gekeken,
een speciale aanpak van de typo
grafie is vereist. Het belangrijkste
hierbij is dat de korpsgrootte moet
toestaan dat iedere afzonderlijke
letter duidelijk en gemakkelijk is
te herkennen, een korpsgrootte die
niet kleiner mag zijn dan korps
8 9. Goede leerboeken voor de
basisschool hebben meestal korps
10 of groter. De konklusie moet
daarom luiden dat de toegepaste
teksten in de Bos-Basisatlas over
het algemeen te klein zijn. Er zijn
voorbeelden in de atlas te vinden
waarbij korps 4 in eyaan wordt
gebruikt, welke tekst ook voor ge-
routineerde ogen nauwelijks lees-
baar is. Ook de veel toegepaste
magere lettersoorten in kleinere
korpsen Schieten tekort in duidelijke
leesbaarheid. De kaarttitels in deze
atlas hebben kennelijk een afzonder
lijke benadering genoten: ze zijn
over het algemeen onevenredig vet
en gaan voorbij aan het korrekte
gebruik van hoofdletters. In de
typografie worden hoofdletters
gebruikt aan het begin van een zin
en bij eigennamen, dit gebruik wordt
de kinderen ook als zodanig geleerd.
Het kan dan ook niet anders dan
verwarnend werken, wanneer hier-
van wordt afgeweken. Een ander
min of meer ondergeschikt punt is
het semiotisch verkeerd spatieren:
kwalitatief gelijke zaken die ver
schallend worden gespatieerd. Dit
komt vele malen in de atlas voor,
evenals het overschrijden van de
maximale letterafstand (2 3 maal
de kapitaalhoogte)
Gebruik grafische beeldtaal.
De toepassing van het korrekt ge
bruik van de grafische beeldtaal
is hiervoor reeds meerdere malen
ter sprake gekomen. Er zijn nog
wel een aantal zaken aan toe te
voegen, zoals de kwalitatieve weer-
gave van het geordende hoogte-
verschil van land beneden de zee-
spiegel (hoogtekaarten); het samen -
voegen van twee kwalitatief ver
schillende elementen tot een sym-
bool (akker en tuinbouw op blz. 16);
de tegengestelde toepassing van ge
ordende schalen, waarbij licht als
veel en donker als weinig wordt
voorgesteld (energie-import op
1979. V.l
27