Visuele ergonomie bij het graveren van landkaarten
J. Boogaard
Inleiding
Het zal voor de lezer van dit tijdschrift duidelijk zijn
dat er door vele mensen aan een landkaart wordt ge
werkt voordat deze van de drukpers rolt. Niet elke
kaart is even nauwkeurig en op dezelfde schaal uit-
gevoerd. Bij topografische kaarten worden zeer hoge
eisen aan de nauwkeurigheid gesteld. Dat brengt met
zieh mee dat alle werkzaamheden met grote precisie
moeten worden uitgevoerd. Een belangrijk onderdeel
in het proces van kaartvervaardiging is het graveren
in een dünne niet transparante graveerlaag, aange
bracht op een transparante kunststofdrager. In de
graveerlaag is längs fotografische weg een gidsbeeld
aangebracht op basis waarvan het graveren van het
lijnen- en signaturenbeeld wordt uitgevoerd.
Omdat het graveerwerk zo'n grote precisie eist, is
het wat men noemt "inspannend voor de ogen"; van
daar naar de opvatting dat graveren "siecht voor de
ogen" zou zijn, is maar een kleine stap. Het is dan
ook niet onbegrijpelijk dat bij de Topografische Dienst
oogklachten bestonden waar men geen duidelijke op-
lossing voor kon vinden. Met name was er de klacht
dat de ogen sneller achteruit zouden gaan omdat men
merkte vaker een nieuwe bril nodig te hebben dan
anderen.
Het Instituut voor Zintuigfysiologie (IZF) TNO heeft
vorig jaar getracht een oplossing voor deze Problemen
aan te geven, en daarbij tevens getracht enige mis-
verstanden die bestonden over het vermeende sneller
achteruit gaan van de ogen uit de weg te ruimen.
De schrijver van dit artikel is door de redaktie ge-
vraagd om aan dit "visueel ergonomische" werk gro-
tere bekendheid te geven omdat eiders ook min of
meer dezelfde werkzaamheden worden verricht.
Oogkl achten
Om het op de graveerlaag afgedrukte gidsbeeld zo
goed mogelijk te kunnen zien kruipt de graveur veelal
dicht op zijn werk (fig. 1). Hij neemt daarmee al
gauw een enigszins onnatuurlijke houding aan, zit dan
met opgetrokken schouders, en probeert de lijnen op
de graveerlaag zo goed mogelijk met zijn graveer-
beitel te volgen.
Hij moet de lijnen scherp waarnemen, de ogen moeten
zieh daartoe instellen op zeer körte waarnemings-
afstand (akkommoderen) en de ogen moeten om een
overlappend beeld van beide ogen te krijgen ook sterk
naar elkaar toedraaien (konvergeren)De meeste
graveurs bekijken hun werk op een afstand van 20 cm.
Fig. 1. De graveur in typische werkhouding
Dit is ongeveer de helft van de normale leesafstand
van ca. 40 cm. Dit akkommoderen en konvergeren
van de ogen is inspannend en geeft meer problemen
naar mate men ouder wordt. Moet men voor het nor
male leeswerk meestal een bril rond de 45-jarige
leeftijd hebben, dan moet men voor het graveerwerk
deze al rond het 40ste levensjaar aanschaffen.
Er treedt daar echter nog een ander probleem bij op.
Een oogarts is geen bedrijfsarts. Hij kan dan ook vaak
onvoldoende op de hoogte zijn van de uiteenlopende
taken die mensen in hun bedrijf moeten uitvoeren.
Bovendien is er een soort geloof dat, omdat oefening
goed is voor de mens, het beter zou zijn een iets te
zwakke bril voor te schrijven. Een graveur die een
oogarts benadert zal dus uitdrukkelijk over zijn funk-
tie moeten spreken, anders zal hij niet de gewenste
bril voorgeschreven krijgen, maar een normale lees-
bril, of helemaal nog geen bril omdat het krantlezen
nog net geen problemen geeft. Dientengevolge moet
hij vrij snel naar de oogarts omdat hij veel priegeliger
werk heeft dan gewoon lezen. Vandaar de weliswaar
begrijpelijke maar toch onterechte Machten dat het
werk ogen bedervend zou zijn. Het verdient daarom
aanbeveling de problemen bij het zien vanuit het be
drijf te begeleiden.
Werkbril
Bij het onderzoek bij de Topografische Dienst zijn we
tot het inzicht gekomen dat graveurs het beste gehol-
pen kunnen worden met een speciale werkbril, die op
de afstand waarop ze willen werken - niet voor ieder-
een gelijk! - moet zijn afgestemd. Omdat deze werk-
brillen veelal wat sterker zijn dan de gewone leesbril,
1979. V. 2
11