waarop een onbegrensd aantal geografische bijzonder-
heden met vrijwel dezelfde nauwkeurigheid afgelezen
kan worden".
We zien nu tevens dat R's woord structure niet door
ons woord structuur vertaald mag worden. Hier be-
tekent het gedaante, want een kaart geeft gedaante aan
losse waarnemingen.
Gedaante is iets anders dan vorm zegt R. Als voor-
beeld kiest hij een aantal ijzeren voorwerpen die een
vormloze hoop vormen. Het blijken juist de onderdelen
te zijn die na het in elkaar zetten de gedaante van een
motorrijwiel blijken op te leveren.
We moeten toeh in het kort teruggrijpen op het hoofd-
stuk vijf waarin het proces van het leren kennen van
de ruimte behandeld werd.Er blijken twee duidelijk
verschillende Processen voor het leren kennen van de
ruimte te bestaan. De twee Processen zijn herkenbaar
als twee fasen in de ontwikkeling van het ruimtebegrip
van het kind (R P p. 114). Piaget en zijn volgelingen
noemen zulke ruimtelijke omschrijvingen "logische"
Processen. Verder noemen zij de twee Processen die
het leggen van verbindingen tussen begripsbestandde-
len van de ruimte: a) het logisch-wiskundige en b) het
infra-logische of ruimte-tijd proces.
Deze twee Processen zijn geheel verschillend en leiden
tot twee geheel verschillende methoden bij het analy-
seren en integreren van de begrips-bestanddelen van
de ruimte.
(R. benut deze twee methoden bij het definieren van
het onderscheid tussen thematische- en algemeen-
topografische kaarten). Hun verschil ligt in de manier
waarop de begrippen "gelijkheid" (similarity) en on-
gelijkheid (dissimilarity) gehanteerd worden.
a. Bij het logisch-wiskundig proces worden objecten
als gelijk of ongelijk beoordeeld op de basis van
gelijkheid of ongelijkheid in hun intrinsieke eigen-
schappen zoals kleur, vorm, grootte, etc.
b. Bij het ruimte-tijd proces worden objecten als
gelijk of ongelijk beoordeeld op de basis van nabijheid
of verwijdering.
Bij voorbeeld: (Piaget en Inhelder)
Twee objecten kunnen tot dezelfde logische groep be-
horen, maar ver van elkaar verwijderd zijn, mits ze
gelijk zijn. En twee objecten staan in ruimtelijk ver
band met elkaar zolang ze dicht bij elkaar staan, on-
geacht hun ongelijke intrinsieke eigenschappen.
Hieruit volgt dus dat sommige onderdelen van ons
milieu het vermögen hebben om een gedaante te
vormen (a structural entity). De samenstellende on
derdelen kunnen tot een geheel samengesmolten wor
den als zij beschouwd worden als zijnde in elkaars
nabijheid, beschouwd vanuit het infralogisch model.
Daarbij zal de schaal van de ruimte klein dienen te
zijn. En de samenstellende delen zullen ruimtelijk
in verband met elkaar moeten staan.
Anderzijds, vanuit het logische model beschouwd,
worden de samenstellende delen als niet ruimtelijk
met elkaar verband houdend gedacht, maar worden
verbonden op grond van hun intrinsieke eigenschappen,
terwijl hun individuele locaties onafhankelijk van el
kaar zijn. (Zo komt men tot de categorie kaarten
die met B2 aangeduid worden in het Schema op blz.
119).
Zonder uitvoerige bespreking van de overige catego-
rien van kaarten in het Schema kunnen we uit het
bovenstaande toch wel een indruk van de redeneertrant
van R. (en P. krijgen. Het is een zeer fraaie
redeneertrant, die in het gehele hoofdstuk konsekwent
is toegepast.
Aangezien de discussie tussen kartografen over het
onderscheid: thematische kaarten - algemene kaart
(general map) tot op heden niet veel houvast heeft
opgeleverd, is het hier gepresenteerde Schema een
uitkomst. "Classification is a very complex Operation.
One of the aims is to describe the "natural system" of,
as Sokahl puts it "to describe objects in such a way
that their true relationships are displayed"
Fortunatelythe subject of mapping seems not
to involve difficulty in this respect when the properties
employed are the cognitive objectives of the mapper
and the percipient".
In onze taal."wanneer de eigenschappen (waarmee
de categorie kaarten aangeduid worden) de basis vor
men van cognitieve beschouwingen van zowel de kaar-
tenmaker als de gebruiker".
Het blijkt nodig te zijn om de logische- en de infra
logische modellen van de begripsbestanddelen van de
ruimte (ons milieu) te hanteren wanneer we tot een
sluitende theorie van de categorieen van kaarten wil
len komen. Hoewel R. er naar mijn gevoel helemaal
uitgekomen is, is de categorie grootschalige kaarten
voor hem niet duidelijk te definieren: "Since the
phenomena mapped are of great variety, often not
carefully classified, and the Visual hierarches of their
portrayal often illogical". Ook van de topografische
kaarten vindt R. dat "the theoretical aspects... are
as yet not well understood".
Anderzijds, de thematische kaarten, laat R. er dadelijk
op volgen."are basically straight forward; (they
are) simply an attempt to deal with the concept of
structure in the milieu".
Dat zou je ook kunnen omkeren: grootschalige kaarten
zijn straight forward en van de thematische kaarten
zou je kunnen zeggen dat "the theoretical aspects.
are as yet not well understood".
Maar dat R's uitspraak geen vergissing is, blijkt uit
de laatste bladzijden van het boek: Zonder kaarten is
het voor de mens onmogelijk om iets van zijn milieu
te begrijpen. Alle ruimtelijke betrekkingen weergeven
is de opgave van de kartografie. Alleen thematische
kartografie kan aan die opgave voldoen.
Vervolg van pagina 35
Het was de Verdienste van de kaartontwerper om met
een frisse kijk op de funktie van de kaart tot een uit-
gekiende vormgeving te geraken.
Het is de samensteiler van de Rotterdamse Havenroute
en de schrijver van de bijbehorende tekst dan ook een
behoefte om de kaartontwerper en zijn medewerkers
dank te zeggen voor hun enthousiasme en de prettige
sam enwerking
JPDiefenbach
1979. V. 2
39