en de gewijzigde positie van het forensisme. De mate
van stedelijkheid kan nauwelijks adekwaat worden uit-
gedrukt door dezelfde grenswaarden te hanteren als
twintig jaar geleden.
3. Door de sterk toegenomen en gespreide vorm van
suburbanisatie, doet zieh met name in het westen van
het land een visuele verstedelijking van het landschap
voor, die door de gehanteerde typologie onvoldoende
tot uitdrukking komt (Van Kessel 1973). Ook ten aan-
zien van het bebouwde karakter van sommige tuin-
bouwgebiedenzoals het Westland, kan de gebruikte
typologie, en derhalve het kaartbeeld, tot onjuiste
gevolgtrekkingen leiden.
4. Om alleszins acceptabele pragmatische redenen is
de typologie gebaseerd op de gemeente als basiseen-
heid. Het zal echter duidelijk zijn dat de verstedelij
king zieh niet aan gemeentegrenzen pleegt te houden.
Weliswaar heeft men getracht de vertekening te be-
perken door bij de onder verdeling van de verschillen -
de hoofdkategorieen vooral rekening te houden met het
inwonertal van de grootste woonkern, maar daarmee
is het bezwaar van de gemeentelijke basis slechts ten
dele ondervangen.
5. Het laatstgenoemde bezwaar telt des te zwaarder,
indien de typologie kartografisch wordt weergegeven
zoals in het onderhavige kaartblad. Om die reden zijn
op de kaart bij uitgestrektere gemeenten met een
heterogene struktuur de voornaamste woonkernen af-
zonderlijk getypeerd en afgebeeld. Kennelijk waren
subjektieve beoordelingsmomenten daarbij niet geheel
te vermijden, want in dit opzicht vertonen de kaarten
van 1960 en 1971 aanzienlijke verschillen, die de ver-
gelijkbaarheid niet ten goede komen. Bovendien doet
deze werkwijze afbreuk aan de interne consistentie
van het kaartbeeld.
6. Zoals in de kaarttekst terecht wordt opgemerkt,
is verstedelijking een meerdimensionaal verschijnsel.
Het kan op verschillende manieren worden uitgedrukt.
Door de wijze van presentatie legt de kaart het accent
op de verstedelijkte oppervlakte. Indien men de ver
stedelijking als sociaal verschijnsel opvat, drukt men
het normaliter uit in bevolkingsaandelenBeide maat-
staven lopen uiteraard niet parallel: de niet-agrarische
gemeenten beslaan (1. 1.1977) 59,3% van de oppervlak
te van ons land, doch herbergen 88,4% van de bevol-
king. Bij het beoordelen van regionale verschillen in
verstedelijking dient men zieh de gebruikte maatstaf
te realiseren (voor een provinciale vergelijking zie
Borchert et al. 1978, fig. II. 9 en II. 10).
Kaartgebruik
Onder inachtneming van de bovengenoemde beperkin-
gen kan de kaart van de typologie naar urbanisatie-
graad voor verschillende doeleinden dienstbaar ge-
maakt worden. Aan de bruikbaarheid is een extra
dimensie toegevoegd doordat thans een vergelijking
kan worden gemaakt met de toestand van 1960, waar-
door een inzicht kan worden verkregen in de dynamiek
van de verstedelijking. Deze extra mogelijkheden
moeten vooral daarom hoog gewaardeerd worden, om-
dat in de kriteria die aan de typologie ten grondslag
liggen, geen gegevens betreffende de dynamiek, bij
voorbeeld ten aanzien van de bevolkingsontwikkeling
in het afgelopen decennium, zijn opgenomen. Juist
het ontbreken van dynamische aspekten in de typologie
heeft onderzoekers ertoe gebracht alternatieve klassi-
fikaties te ontwikkelen (Van Ginkel 1976, pp. 114/115).
De vergelijkingsmogelijkheden tussen beide kaarten
kunnen dit gemis enigszins kompenseren.
De ongetwijfeld voornaamste funktie van het onderha
vige kaartblad is daarin gelegen, dat het de bestmoge-
lijke visualisering biedt van het verstedelijkingspa-
troon in ons land, en de regionale differentiatie daar-
van. Doordat het forensisme een belangrijke plaats in-
neemt bij de gehanteerde indelingskriteria, biedt de
kaart een goed inzicht in de stadsgewestelijke opbouw.
De ideaaltypische struktuur van een stadsgewest,
waarbij een grote stad omgeven is door een ring van
grotere of kleinere forensengemeenten, die op hun
beurt weer door een gordel van verstedelijkte platte-
landsgemeenten van het werkelijke platteland worden
gescheiden, laat zieh op meerdere plaatsen herkennen.
Zolang in ons land nog geen algemeen geaeeepteerde
stadsgewestelijke indeling voorhanden is zoals die in
andere landen ingang gevonden heeft (Simmons
Bourne 1978)kan men voor dat doel voorshands van
de verstedelijkingskaart gebruik maken. Vooral de
min of meer gel'soleerd gelegen stadsgewesten laten
zieh met behulp van deze kaart gemakkelijk afbakenen.
Voor het westen van het land liggen de zaken minder
eenvoudig. Weliswaar tekent de Randstad zieh op de
kaart duidelijk afmaar voor het afgrenzen van de
elkaar in dat gebied overlappende stadsgewesten zou
men aanvullende gegevens moeten hebben over de
differentiatie van het forensisme naar richting.
Evenzeer als de kaart een beeld geeft van de verste
delijking van ons land, geeft het een beeld van de ge-
bieden waar de verstedelijking nog niet overheersend
is, en die in de ruimtelijke ordening de funktie van
komplementaire open ruimte toegewezen hebben ge-
kregen voor zover ze zieh tussen stedelijke zones
bevinden. De kritiek van degenen die van mening zijn
dat van open ruimten van formaat geen sprake meer is,
zeker niet in het middengebied van de Randstad en
tussen de Randstad en de Brabantse stedenrij, vinden
in de verstedelijkingskaart een krachtig argument.
Zowel in het Groene Hart als in de zogenaamde cen
trale open ruimte vindt men op de kaart nog maar hier
en daar een groene kleur, die aangeeft dat daar de
verstedelijking nog niet toegeslagen heeft.
Dit voorbeeld toont tevens aan welke rol de verstede
lijkingskaart kan speien in de ruimtelijke ordening.
Er werd reeds op gewezen dat de typologie naar ur-
banisatiegraad zieh een vaste plaats heeft veroverd
in vele soorten van onderzoek. Het gaat daarbij niet
alleen om sociaal-wetenschappelijk onderzoek, maar
ook om marktonderzoek, onderzoek van stemgedrag,
opiniepeilingen e.d. waarbij men kan aannemen dat de
mate van verstedelijking een diversifife'rende variabele
is. Voor de stratifikatie van steekproeven is de typo
logie een veel gebruikt hulpmiddel, waarbij al naar ge
lang de wijze van steekproeftrekking de kaart een on-
misbaar instrument kan zijn. Door geografen is boven
dien van de verstedelijkingskaart gebruik gemaakt om
het verband tussen urbanisatiegraad en bepaalde ver
schijnsel en kartografisch weer te geven (zie bij voor
beeld Tamsma 1977, map 37).
Bij de hier aangegeven toepassingsmogelijkheden,
wordt telkens slechts van ddn verstedelijkingskaart
gebruik gemaakt, die een momentopname weergeeft.
Door vergelijking van de nieuwe kaart met de oude
1979. V. 3
31