- - - - - - - - - editie kunnen evenwel ook Processen bestudeerd wor den, zoals het verstedelijkingsproces. Voortschrijden de verstedeli jking Een nauwkeurige vergelijking van beide kaarten toont aan dat in de periode tussen de volkstellingen van 1960 en 1971 tal van gemeenten van kleur veranderd zijn. Zelfs bij een grove indeling in slechts vijf kategoriegn (zie noot bij tabel 1) blijkt al ddnderde van de gemeen ten van kategorie te zijn veranderd, waarbij in totaal 27,6% van de oppervlakte van ons land in het geding was (tabel 1)Het zijn vooral drie typen van verschui- vingen die verantwoordelijk zijn voor deze verande- ringen. De grootste groep wordt gevormd door gemeenten die in 1960 nog tot de kategorie van de plattelandsgemeen- ten behoorden, doch in 1971 tot het verstedelijkt plat- teland moesten worden gerekend. Het betreft hier in totaal 181 gemeenten, waarbij Noord-Brabant met 48, en Zuid-Holland en Gelderland met beide ongeveer 30 een belangrijk aandeel leverden. Gemeten naar opper vlakte, waarbij we ons aansluiten bij de visuele indruk die bij vergelijking van de beide kaarten ontstaat, liep Noord-Brabant met 34% eveneens voorop, echter op de voet gevolgd door Friesland met 27%. Die laatste uitkomst doet vermoeden dat we niet steeds met ver- stedelijking in de gebruikelijke zin te maken hebben, maar dat een gedeelte van de verschuiving zijn oor- zaak vindt in de algemene daling van het percentage werkzamen in de landbouw. Hier wreekt zieh dat de kriteria niet zijn aangepast bij de gewijzigde omstan- digheden. Een tweede type verschuiving (met 49 gemeenten) is die van plattelandsgemeente naar forensengemeente. Deze verschuiving deed zieh in Zuid-Holland bij 21 gemeenten voor, maar naar oppervlakte gemeten is deze verschuiving het grootste in de provincie Utrecht. Deze beide typen mutaties hebben de plattelandsbe- volking in ons land met de helft doen verminderen (tabel 2)waarbij aanzienlijk regionale verschillen voorkomen. De uitstraling van de Randstad naar de provincies Utrecht, Noord-Brabant en Gelderland heeft tot gevolg gehad, dat daar de bevolking in ge meenten die volgens de typologie van 1971 plattelands gemeente konden worden genoemd nog slechts een kwart bedraagt van de plattelandsbevolking volgens de typologie van 1960. In de provincie Utrecht werd dat vooral veroorzaakt door de ontwikkeling tot speeifieke forensengemeenten, een verschijnsel dat in de beide andere provincies slechts een ondergeschikte rol speelde. Een derde type verschuiving die veelvuldig (bij 29 ge meenten) voorkwam, was die van verstedelijkte plat telandsgemeente naar forensengemeente. Ook nu weer nemen Utrecht en Zuid-Holland een belangrijke plaats in, al deed deze verschuiving zieh eveneens in de pro vincie Limburg in sterke mate voor. Naast deze drie vormen van verschuivingen, komen de overige typen van mutaties slechts sporadisch (in totaal betreft het 13 gemeenten) voor, zoals uit tabel 1 blijkt. De voortgaande verstedelijking heeft zieh derhalve voomamelijk in de vorm van suburbanisatie voltrokken, niet alleen in het westen, maar ook in de overige delen van het land. Tabel 1 Wijziging urbanisatiegraad van gemeenten: vergelijking van de indeling naar urbanisatiegraad volgens de typologie van 1960 en 1971, in procenten van (a) het aantal gemeenten, (b) de oppervlakte en (c) het aantal inwoners, per 1.1.1977 Wijziging 1960/1971 In procenten van a b c - Platteland/verstedelijkt platteland 21,5 19,2 8,9 - Platteland/forensengemeente 5,8 3,3 2,6 - Platteland/kleine (plattelands)stad 0,2 0,5 0,3 Subtotaal: platteland/andere kategorie 27,5 23,0 11,8 - Verstedelijkt platteland/forensengemeente 3,4 1,5 3,0 - Verstedelijkt platteland/kleine (pll)stad 0,6 0,7 0,9 - Verstedelijkt platteland/(middel)grote stad 0,4 2,0 1,5 - Forensengemeente/(middel)grote stad 0,1 0,1 0,4 - Kleine (pll)stad/(middel)grote stad 0,2 0,2 0,6 Totaal Nederland 32,3 27,6 18,2 Totaal per provincie: Groningen 29,4 22,7 15,5 Friesland 31,8 30,4 29, 1 Drenthe 26,5 25,1 55,9 Overijssel 10,6 11,4 7,8 Gelderland 37,5 38,3 28,2 Utrecht 37,5 42,1 26,6 Noord-Holland 22,9 16,3 8,0 Zuid-Holland 38,4 35,6 14,4 Zeeland 33,3 23,1 17,9 Noord-Brabant 42,7 38,7 21,4 Limburg 25,0 22,9 15,3 Voor de samenstelling van deze tabel zijn de kategoriefe'n aangehouden die op het kaartblad worden onderscheiden, waarbij de beide groepen forensengemeenten tot kategorie zijn samengevoegd, evenals de middelgrote en grote Steden. De gegeven opsomming van mutaties tussen de aldus onderscheiden vijf kategoriegn is limitatief; muta ties binnen de vijf kategoriegn zijn buiten beschouwing gelaten. Tabel 2 Verstedelijking van het platteland: wijziging van de urbanisatie graad 1960/1971 van plattelandsgemeenten, en de overgang van verstedelijkte plattelandsgemeenten naar forensengemeenten, in procenten van de bevolking van de desbetreffende kategorie, per 1.1. 1977 Vermindering plattelandsgemeenten Overgang van verstedelijkte plattelandsge meente naar forensenge meente Totaal waarvan geworden verstedelijkt platteland forensen gemeente Groningen 43,3 37,2 6,1 Friesland 37,0 37,0 Drenthe 28,2 14,1 14,1 Overijssel 19,2 19,2 Gelderland 73,6 58,5 7,7 8,7 Utrecht 79,6 23,2 56,4 67,7 Noord-Holland 39,3 18,0 21,3 38,1 Zuid-Holland 53,7 29,0 24, 7 49,8 Zeeland 41,8 41,8 Noord-Brabant 76,8 70,8 6,0 9,4 Limburg 40,3 40,3 10,7 Nederland 51,1 38,6 11,4 16,2 Inklusief twee gemeenten die tot de groep der stedelijke gemeenten behoren volgens de typologie van 1971. Voor 66n van de gebieden waar zieh in de jaren zes- tig, in afwijking van de bedoelingen, een sterke su burbanisatie voltrok, zijn in de tabellen 3 en 4 de op - getreden veranderingen geregistreerd (voor afbake- ning van het Middengebied zieVan Ginkel Ottens 1972). Een dergelijke gedetailleerde vergelijkende analyse van de verstedelijkingskaarten van 1960 en 1971 maakt duidelijk in welke vorm zieh de suburba nisatie voltrokken heeft. 32 1979. V. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1979 | | pagina 34