Yperen en Ostende brachten ook Krayenhoff in op-
spraak. Hij werd ervan verdacht deze handelingen
oogluikend te hebben toegestaan, maar na een jaren-
lang slepend proces (1826-1830) werd hij tenslotte
van alle blaam gezuiverd door volledige vrijspraak.
Inmiddels was hij in 1826 van zijn functie ontheven,
waardoor hij alle tijd kreeg om zieh - zoals hij
schreef - met een rüstig geweten bezig te gaan hou-
den met andere zaken. In de jaren 1826-1830 schreef
hij diverse geschiedkundige en wetenschappelijke be-
schouwingen en Steide hij ook zijn levensloop te boek.
Op hoge leeftijd overleed hij in 1840 te Nijmegen.
Daar werd hij ook begraven in een grafkelder, die hij
in 1826 met toestemming van de koning had laten aan-
leggen binnen het Fort Krayenhoff
Op deze plaats is later een gedenkteken aangebracht,
dat herinnert aan een zeer veelzijdig, voortvarend,
energiek en ambitieus figuur uit de karteringsge-
schiedenis van ons land. Zijn betekenis voor de kar
tering van ons land zal hieronder nader worden toe-
gelicht. Maar ook in ander opzicht bleef zijn naam
voortleven
Het streven naar eenheid en centralisatie dat om-
streeks 1800 begon door te breken resulteerde in de
oprichting van diverse centrale overheidsinstanties.
In dit kader werden ook de algemene plannen voor
verbetering van onze grote rivieren geboren. Edn van
deze plannen werd in 1823 opgesteld door Krayenhoff
en betrof een volledige scheiding van de Maas en de
Waal. In gewijzigde vorm is dit grootse plan in de
tweede helft van de 19e eeuw tot uitvoering gebracht
(afdamming van de Maas en aanleg van de Bergsche
Maas)
De geschiedenis van de kaart
Het besluit om een nieuwe algemene kaart van het
land te maken werd genomen op de drempel van een
nieuwe tijd. Het 18e-eeuwse Nederland, gekenmerkt
door een sterk federalistische struetuur en een diepe
verdeeldheid, kende nauwelijks centrale Organen van
overheidszorg. Zo bestond er vöör 1795 ook geen
centraal apparaat voor het uitvoeren van topografische
karteringen
Bij de omwenteling in 1795 kwam de oude Republiek
der Verenigde Nederlanden ten val en werd de Bataaf-
se Republiek uitgeroepen. In 1796 werd in de Nationa
le Vergadering de nieuwe staatsregeling aangenomen,
waarmee - voorlopig in theorie - de eenheidsstaat
een feit werd. Het beginsel van eenheid en ondeelbaar-
heid van de nieuwe Republiek moest onder meer uit-
gangspunt worden voor een nieuwe organisatie van het
bestuur en een nieuwe administratieve verdeling van
het grondgebied in departementen, arrondissementen
en gemeenten, volgens Frans voorbeeld.
De hiervoor benoemde commissie stuitte al direct op
een groot probleem: er was geen algemene en uni
forme kaart van de Republiek beschikbaar met vol-
doende details om de nieuwe indeling op in te tekenen!
De commissie wendde zieh om advies tot Krayenhoff,
die door zijn funeties op waterstaatkundig terrein en
als Directeur der Hollandsche Fortificatien als des
kundige beschouwd mocht worden. Spoedig daarna
werd Krayenhoff belast met de vervaardiging van een
"Groote kaart van de Bataafsche Republiek", op de
schaal van 800 Rijnlandse roeden op de duim
(1 115.200), uit te voeren in acht bladen en een
titelblad.
Aanvankelijk meende men deze kaart te kunnen samen
stellen uit materiaal dat in allerlei archieven beschik
baar was. Alle bestuursorganen werden daarom per
circulaire opgewekt hun kaartmateriaal in te zenden en
onder leiding van Krayenhoff begon men optimistisch
met het op schaal brengen en samenvoegen van het
materiaal. AI snel stuitte men op grote Problemen!
Enerzijds kwamen er veel fouten en gebreken aan het
licht, die slechts ongedaan gemaakt konden worden
door te zorgen voor een goede meetkundige basis om
het kaartmateriaal op in te passen. Anderzijds bleken
er grote hiaten te bestaan in de topografische infor-
matie met name van de Wadden- en Zuiderzee-eilanden,
het Land van Maas en Waal, de Veluwe, Groningen en
Drenthe, die alleen door nieuwe terrein-opnemingen
opgevuld konden worden.
Beide zaken werden voortvarend aangepakt. Krayen
hoff zelf Voerde in Holland een eenvoudige driehoeks-
meting uit, waarbij de onderlinge posities van een
groot aantal kerktorens werden bepaald, een basis-
meting werd uitgevoerd op de bevroren Gouwzee en uit
zonwaarnemingen werd de juiste orife'ntering vastge-
steld. Door enkele militaire ingenieurs werd het land
van Maas en Waal opgenomen en hieruit resulteerde
een kaartje dat als proefstuk voor de nieuwe kartering
kon gaan dienen (fig. 1)
Hoewel door de Engels-Russische invasie van 1799 het
werk vertraagd werd, waren in 1800 toch reeds twee
bladen van de grote kaart getekend, en zag het ernaar
uit dat het werk binnen enkele jaren voltooid zou zijn.
De geschiedenis van de grote kaart nam echter een
andere loop toen Krayenhoff in november 1800 de beide
eerste getekende modellen aan professor van Swinden,
lid van het Uitvoerend Bewind, toonde. Deze was zelf
namelijk betrokken geweest bij de berekening van de
Franse driehoeksmeting van Möchain en Delambre en
betreurde het - ondanks zijn waardering voor Krayen-
hoffs werk - dat niet de gelegenheid was aangegrepen
om een triangulatie uit te voeren als in Frankrijk.
In zijn "Prdcis Historique" zet Krayenhoff uitvoerig
uiteen hoe dit tenslotte geleid heeft tot het uitvoeren
van een grote, volledige driehoeksmeting van ons land.
Na de voltooiihg van dit werk (1801-1811) was er een
net van 162 hoofddriehoeken (met 111 hoekpunten)
aangesloten op de Franse driehoeksmeting van Delam
bre. Ondanks zijn vele andere funeties en verplichtin-
gen werden de meeste metingen door Krayenhoff per-
soonlijk verricht!
Door zijn grote inspanningen voor de driehoeksmeting
leek de vervaardiging van de kaart zelf op de achter-
grond te zijn geschoven. Men vindt noch in het "Prdcis
Historique", noch in Krayenhoff's levensbeschrijving
de geschiedenis van de kaartproduktie vermeld. Toch
werd er voortdurend onder zijn leiding aan de kaart
gewerkt. Dit gebeurde vanaf 1806 door het Topogra
phisch Bureau, dat als een onderdeel van het Depot-
Generaal van Oorlog, speciaal belast was met de ver
vaardiging van de grote kaart. Dit Bureau had daar-
toe de beschikking over een aantal "geographische
ingenieurs", genie-officieren, die de terreinverken-
ningen uitvoerden en assisteerden bij de driehoeks
meting. Bekend is nog een gedrukte instruetie uit 1808,
waarin Krayenhoff zelf de taken van deze officieren
heeft vastgelegd. Het werk van deze "terreinverken-
11