conform de eis, in voorwaartse of achterwaartse richting in de tijd (dus voor zowel na 1979 als ervoor) te verbeteren. Men kan dus alle mogelijke kaarten van Nederland of delen ervan maken, mits de grenzen zijn opgebouwd uit gemeentegrenzen. De naam van dit bestand is "GEMEENTEN". Het Geografisch Instituut had allereerst behoefte aan een telgebieden- of buurtschappenbestand van de Pro- vincie Utrecht (1971). Ook dit bestand is gereed en bekend onder de naam "BUURTEN". Om de gebruiker de mogelijkheid te geven om stan- daardgebieden als provincies, COROP's, EGG's e. d. eenvoudig zonder de gemeentenummers op te hoeven noemen, te aggregeren, is voor beide bestanden (BUURTEN en GEMEENTEN) een hulpbestand aanwe- zig waarin per basisgebied is aangegeven tot welke provincie, corop, egg, stadsgewest, landelijk gebied, modaal gebied, gabrayon, e. d. het behoort. Dit bestand wordt het gebiedsrelatiebestand genoemd en hieraan heeft programma RELATIE zijn naam te danken, want het raadpleegt dit bestand. Voorbeeld 2 en 3 In deze voorbeelden worden kaarten van de Provincie Utrecht op gemeenteniveau getekend. Voorbeeld 2 geeft het percentage bejaarden per gemeente en voor beeld 3 het percentage 0-10 jarigen. De coördinaten- basis voor beide kaarten is verschillend. In het eerste geval wordt het GEMEENTEN-bestand geraadpleegd, in het tweede geval het BUURTEN-bestand. De nauw- keurigheid van de laatste kaart is dan ook aanzienlijk groter. Door middel van vraag en antwoord wordt het pro gramma RELATIE op de hoogte gebracht van het te raadplegen bestand (resp. GEMEENTEN en BUURTEN). De definitie van de gebieden zou in beide gevallen de- zelfde kunnen zijn als de jaartallen dezelfde waren: GEBIED: GEMEENTE 305-356, 589$ (waarbij 305 Abcoude is en 356 Nieuwegein, terwijl Oudewater, vroeger deel van Zuid Holland, nummer 589 heeft). In het geval van de GEMEENTEN wordt niet geaggre- geerd, het gevraagde niveau is immers gelijk aan het beschikbare, terwijl in het geval van de BUURTEN alle buurten per gemeente geaggregeerd worden tot gemeenten. De gebruiker merkt dus niets van ver- schillen in handeling. Hij kiest zijn databank en het programma zorgt ervoor dat de opdrachten voor de gewenste databank worden uitgevoerd. In plaats van de regel: GEBIED: GEMEENTE getallen kunnen in plaats van GEMEENTE ook de namen voor de standaardgebiedsindelingen worden ingevuld: bijv. COROP, PROVINCIE, LANDSDEEL, GAB RAYON, EGG, e. d. Door een dergelijke opdracht worden gemeenten of buurten (afhankelijk van de databank) automatisch ge aggregeerd tot de gewenste nummers van de stan- daardgebieden. Dat is te zien in voorbeeld 4. Voorbeeld 4: Nederland in EGG's: GEBIED: EGG 1-129$ Welke informatie is nodig voor de opbouw van een databank? In voorbeeld 5, het stadsgewest Rotterdam, is te zien dat behalve de pure gemeentegrenzen ook enige in het oog lopende kenmerken van de topografische onder- grond opgenomen zijn. Zo zijn de grote rivieren op- genomen, het Europoort-gebied, de Waalhaven, e. d. Het voordeel hiervan is dat de kaart beter herkenbaar wordt. Ook in voorbeeld 6, Friesland, is te zien dat de grotere meren om die reden zijn toegevoegd. Nu is op kleinere schaal een dergelijke ondersteuning niet zo nodig, op grotere schaal echter wel. Daarom is in het BUURTEN-bestand van de Provincie Utrecht ook bijvoorbeeld het Amsterdam-Rijnkanaal opgeno men (zie voorbeeld 4), terwijl dat in het GEMEENTEN bestand (zie voorbeeld 3) niet aanwezig is. Bij het opbouwen van de databank moet men dus ter- dege rekening houden met het schaalniveau waarop die databank in het algemeen gebruikt zal worden. Op die manier kan men tot de zinvolle selectie van mede op te nemen topografische dementen komen. Deze informatie is echter niet onontbeerlijk voor een data bank, ze versnelt alleen herkenning van de gebieden door de gebruikers van de kaarten. Van wezenlijk belang voor de databank zijn de admini- stratieve grenzen. Deze moeten op een simpele en logische manier voor het systeem te herkennen zijn. Daarom is het nodig dat de informatie per lijnstuk be- staat uit de volgende delen: a. Per lijnstuk moet bekend zijn welk basisgebied (bij het GEMEENTEN-bestand zijn dat gemeenten, bij het BUURTEN-bestand zijn dat buurten) links en rechts van de lijn ligt. Op die manier wordt het mogelijk gemaakt alle lijnstukken van een gebied bij elkaar te zoeken. De lijnstukken zijn nu echter nog niet uniek: De provincie Zeeland grenst bijvoorbeeld op 3 plaat- sen aan de provincie Noord-Brabant. Als öön van die grenzen wijzigt moet aangegeven kunnen wor den welke dat dan is. Daarom zijn de volgende handelingen nodig: b. Per lijnstuk wordt een begin- en een eindpunt ge- nomen. In het geval van een eiland kan dat hetzelf- de punt zijn. Deze begin- en eindpunten hebben een unieke nummering. c. Per lijnstuk worden de buigpunten (breekpunten) bekend gemaakt. In de praktijk is de volgorde als volgt: beginpunt, eindpunt, basisgebied links, basisgebied rechts, buigpunten. Aan de begin- en eindpunten (de knooppunten) wordt alleen door een nummer gerefe- reerd. Deze punten worden van te voren aan het systeem in coördinaten bekend gemaakt. Omdat de aanname van beginpunt en eindpunt arbitrair is per lijnstuk, is het verstandig om die eerst te kie- zen. Daarna kan er maar 66n basisgebied links liggen (met de rüg naar het beginpunt staande) en ook maar ddn rechts. De buigpunten worden ook in volgorde van beginpunt naar eindpunt gedigitaliseerd. Aan de informatie die in zo'n lijnstuk Staat heeft het systeem (het programma KARTIN) genoeg om alle ge wenste handelingen uit te voeren. Aanvullen van het bestand, verwijderen eruit, veranderen erin, alles is nu in principe mogelijk. 10 KT 1980. VI. 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1980 | | pagina 12