commissie voor Geodesie. De
coramissie begon zijn werkzaam-
heden met triangulatiemetingen en
waterpassing. Men steunde ook de
wetensehappelijke activiteiten die
van belang waren voor de geodesie.
Een voorbeeld zijn de zwaarte-
krachtmetingen uitgevoerd door
Prof. Dr. Ir. F. A. Vening Meinesz.
In 1937 was er een nieuw Konink-
lijk Besluit nodig omdat de oor-
spronkelijke taken voltooid waren.
Het bijhouden en vernieuwen werd
aan ambtelijke diensten opgedra-
gen.
De nieuwe taak hield in: voortzet-
ting van het wetenschappelijk werk
en optreden als coördinator op het
gebied van geodesie voor de ver-
schillende diensten.
In dit deel Staat ook het trieste ver
slag van het werk van Prof. Dr.
F. J. Stamkart. Hij kreeg in 1866
de opdracht voor een nieuwe trian-
gulatie omdat de nauwkeurigheid
van het driehoeksnet van generaal
C. R. T. Krayenhoff onvoldoende was
voor aansluiting aan het Europese
driehoeksnet. Hij werkte hieraan
tot aan zijn dood in 1882. Hij was
toen bijna klaar met de metingen,
maar het grootste deel van de be-
rekeningen moest nog gebeuren.
Na zijn dood begon men zijn papie
ren en aantekeningen pas te contro-
leren. Er bleek toen dat de nauw
keurigheid lager was dan de nauw
keurigheid van het driehoeksnet van
Krayenhoff. Men is toen geheel
opnieuw begonnen met de triangu-
latie.
Het derde deel bevat een aantal
Verhandelingen die geschreven zijn
door leden en vroegere leden van
de commissie.
Er worden een aantal belangrijke
projecten behandeld, met meestal
een kort historisch Over zieht erbij.
Dit betreft o. a. satellietpositie
bepaling met behulp van fotografie,
de laser en radiodoppler positie
bepalingstechnieken.
Een aantal Verhandelingen zijn ge-
wijd aan de verschillende diensten
die vertegenwoordigd zijn in de
Rijkscommissie voor Geodesie.
Dit zijn o. a. het Kadaster,
Topografische Dienst, Hydrografi-
sche Dienst.
Het boek geeft een overzicht van
alle geodetische activiteiten die in
Nederland plaatsvinden waarbij de
Rijkscommissie voor Geodesie be-
trokken is. Dit overzicht wordt
ondersteund met per hoofdstuk»een
uitgebreide literatuurlijst.
Men vindt in deze publicatie duide-
lijk het veranderende karakter van
de geodesie. De geodesie begon als
de wetenschap die de vorm van de
aarde wilde bepalen m. b. v. water
passing en driehoeksmetingen.
Hierbij ging men uit van een vaste
stabiele vorm van de aarde. Door
o. a. Vening Meinesz is omstreeks
1923 de zwaartekracht als faktor
ingevoerd. De zwaartekrachtme-
tingen, grotere nauwkeurigheid van
de meetapparatuur en nieuwe geo-
physische inzichten hebben de geo-
deet tot het inzicht gebracht, dat
men aan het waarnemen is aan een
'levende' aarde. De geophysica is
een element in de geodesie gewor
den.
G. Molendijk
M. van NAELTEN, K. SADZA.
MERCATOR - handboek bij een
vereenvoudigd aanstuurprogramma
voor automatische kartografie.
Nijmeegse Pianologische Cahiers,
no. 10. Geografisch en Pianolo
gisch Instituut, Katholieke Univer-
siteit Nijmegen, november 1979.
De verwerking van gegevens op
sociaal en ekonomisch gebied vindt
binnen de geografie meer en meer
automatisch plaats, dat wil zeggen
met behulp van komputer en bijbe-
horende programmatuur. Daarbij
zou een geograaf geen geograaf
zijn, als hij de ruimtelijke dimen-
sie van de resultaten die hij uit
zijn onderzoek heeft verkregen
niet in kaartvorm zou willen pre-
senteren. Het is dan zeer aantrek-
kelijk tegelijkertijd de gehele
produktie van de kaart automatisch
te laten verlopen. De gemiddelde
onderzoeker of Student vindt daar
bij dan wel een drempel op zijn
weg. Deze drempel bestaat uit het
feit dat hij maar tot op zekere
hoogte over de vaardigheid beschikt
om te werken met de komputer of
in het bijzonder met de kartografi-
sche komputerprogramma's. De
stap van de statistische voorbe-
werking naar de automatisch ver-
vaardigde kaart vormt dan een
groot probleem.
Aan het Geografisch en Pianolo
gisch Instituut van de K. U. N.
heeft men nu deze stap aanzienlijk
vereenvoudigd. Uitgaande van een
voorbewerkingsprogramma, het
zogenaamde S. P. S. S. -pakket, is
een aanstuurprogramma ontwik-
keld, dat in staat is op automati
sche wijze een kaart te vervaardi-
gen, zowel op de line-printer als
op de plotter. Dit programma
werd 'MERCATOR' gedoopt. Het
verband tussen deze grootheid uit
de historie van de kartografie en
dit aanstuurprogramma ontgaat
mij enigszins, maar men heeft
klaarblijkelijk gekozen voor een
meer welluidende benaming dan de
wat afgesleten 'maps': SYMAP,
GRIDMAP, TINMAP, enz.
Anderzijds plaatst men zieh met
deze naam duidelijk in de kartogra-
fische traditie en Staat het vrij
zowel produktie als produkt naar
kartografische maatstaven te be-
oordelen.
Het meest in het oog lopende pro
dukt, dat met de tekenautomaat is
gemaakt, is de thematische kaart op
het voorblad van de handleiding van
'MERCATOR'. Direkt valt op hoe
siecht leesbaar dit kaartje is, niet
alleen doordat er gezien de kwali-
teit van de arcering een te laag
aggregatienivo gebruikt is, maar
in de eerste plaats door de vervor-
ming van lands- en gebiedsgrenzen
tot rechthoekige patronen. Deze
vervorming is karakteristiek voor
alle kaartjes die dit programma
maakt en hangt samen met de wij ze
waarop de summiere topografische
gegevens in het komputerbe stand
worden opgenomen. De kaart heeft
enigszins het voorkomen van een
raster- of gridkaart, maar is dit
beslist niet; men spreekt duidelijk
van choropleetkaarten, waarin dus
een relatieve kwantiteit - per ge-
biedseenheid - wordt weergegeven.
Men dient derhalve niet alleen een
juiste weergave van het thema,
maar ook van die van de betrokken
gebiedsgrenzen te geven. Tevens
wordt hiermee de leesbaarheid van
de kaart gunstig bei'nvloed. De wat
archaische wijze van digitaliseren
ligt ten grondslag aan de vervor
ming van de mercator-kaartjes.
Door middel van rechthoekig ruit-
jespapier dat over de kaart gelegd
wordt, kent men ieder ruitje een
gebiedsnummer toe, wat dan op
ponskaart wordt overgebracht. Het
is mijns inziens onbegrijpelijk
waarom men geen gebruik heeft ge
maakt van een digitizer (koördina-
tenlezer), of desnoods van aange-
kochte koördinatenbestanden. Het
argument dat digitaliseren met de
koördinatenlezer te lang zou duren
lijkt mij niet houdbaar als men het
vergelijkt met de 'nijmeegse me-
thode'.
KT 1980. VI. 2
35