wordt gestopt op de plaats waar het vervolg een groot aantal skeletlijnen zou opleveren, zie figuur 6. Fig. Aan het eind van positieve en negatieve skeletlijnen zijn de vormen vaak gerond, waardoor "sterren" ontstaan, die niet worden ingetekend. Naderhand zullen deze rondingen in de hoogtelijnen precies worden overgenomen. In feite vindt op deze plaatsen geen vereenvoudiging plaats. Deze eigenaar- digheid is gemakkelijk te begrijpen, wanneer men bedenkt dat bijvoorbeeld een twintigvoudige verklei- ning van een cirkel nog steeds een zuivere cirkel is gebleven. Daarom worden in het generalisatie-proces ronde vormen onvereenvoudigd overgenomen, of wanneer ze te klein zijn geworden, geheel weggelaten. Figuur 7 laat voorbeelden zien waar skeletlijnen nog net wel en net niet meer worden ingetekend: Heuvel Fig. 7. Dal Heuvel Dal a. Ronde heuvel, geen skeletlijnen. b. Ronde heuvel met een aantal karakteristieke richtingveranderingen, aangegeven door enkele positieve skeletlijnen. c. Rond begin van een dal: geen skeletlijnen. d. Begin van een dal met enkele flauwe richtingver anderingen. Mogelijkheid tot het trekken van een aantal negatieve skeletlijnen. De positieve skeletlijnen kunnen als ononderbroken dünne lijnen worden ingetekend en de negatieve als dünne streepjeslijnen. Een wat duidelijker gids ont- staat wanneer met kleur wordt gewerkt, bijvoorbeeld rood voor de positieve en blauw voor de negatieve skeletlijnen. Wanneer het netwerk van skeletlijnen is getekend, kan worden begonnen met het intekenen van de hoogtelijnen. Het verbinden van skeletlijnen en hoogtelij nen In de eerste fase werd de basis gelegd voor de mate van generalisatie, in de nu volgende fase zal aan de te generaliseren hoogtelijn de uiteindelijke vorm wor den gegeven. Op plaatsen waar een skeletlijn een hoog telijn kruist zal zieh een vorm voordoen, welke karak- teristiek is voor het religf ter plaatse. Deze karakte- ristiek moet worden behouden, de vorm kan scherp zijn, ze kan ook rond zijn of andere karakteristieken in de buiging vertonen, zie figuur 8. Fig. Enkele karakteristieke kruisingen tussen hoogtelijnen en skeletlijnen (negatieve en positieve). De grondvorm op de kruising dient in de generalisatie te worden bewaard. Aangezien in de vorige fase deze vormen met skelet lijnen zijn aangegeven en dus van belang geacht zijn voor het karakter van het reliefmögen ze niet worden veronachtzaamd. Daarentegen worden alle details tus sen de kruispunten in principe weggelaten en vervan- gen door rechte lijnverbindingen. Wanneer een kor rekte religfkarakterisering op plaatsen waar hoogte lijnen en skeletlijnen elkaar snijden achterwege zou blijven ontstaat een week en karakterloos hoogtelijnen- patroon. Hoewel zieh vaak op snijpunten van positieve skelet lijnen ronde buigingen zullen voordoen en op snijpunten van negatieve skeletlijnen zieh regelmatig scherpe vormen bevinden, zie fig. 9, mag hieraan niet de algemene regel worden ontleend dat alle positieve ver bindingen rond en alle negatieve verbindingen scherp getekend moeten worden. Er moet altijd worden uit- gegaan van de reliefkarakteristiek in het basismateri- aal, op grond waarvan de vorm per plaats moet worden vastgesteld. Fig. 9. Ronde en scherpe vormen maken het gemak kelijk de bergen en dalen te herkennen. De getekende skeletlijnen snijden de te generaliseren hoogtelijnen steeds min of meer onder een rechte hoek. In figuur 10 zijn deze snijpunten door middel van stip pen aangegeven, terwijl slechts de längste skeletlijnen zijn ingetekend, waardoor een vrij sterke generalisatie zal ontstaan. KT 1980. VI. 3 17

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1980 | | pagina 19