Verkiezingsuitslagen
H. van der Wüsten
Commentaar bij het blad XI-10-S Politieke Gezindte: Stemgedrag uit de
Atlas van Nederland
De Nederlandse politieke
verhoudingen 1963-1977
De tweedekamerverkiezingen van woensdag 25 mei
1977 vonden plaats onder aangename weersomstandig-
heden en met de wetenschap, dat tezelfdertijd in
Boven-Smilde een school met kinderen was bezet en
een trein met passagiers in de buurt was gekaapt door
Zuid-Molukkers. De uitslag van de verkiezingen laat
weinig van de omstandigheden van die dag zien. Ze
kwam nagenoeg overeen met de uitslag van de laatste
peilingen (De Hond 1977, p. 37). Misschien was de op-
komst wat hoger dan anders het geval was geweest.
Maar dat kan even goed aan het weer als aan de gijze-
lingsaffaire hebben gelegen.
Meer in het algemeen geldt dat verkiezingsuitslagen
voor een belangrijk deel bepaald worden door factoren
die een langdurige doorwerking hebben. In de verkie
zingen van 1977 steunde meer dan 70% van het electo-
raat dat in 1972 op CDA, PvdA of VVD had gestemd
dezelfde partijal betekent dat natuurlijk niet dat men
dit zonder nadenken deed (De Hond 1977, p. 40).
Kwesties die voorafgaand aan de verkiezingen de aan-
dacht krijgen, zijn van belang evenals de wijze waarop
campagnes worden gevoerd. Alleen, de invloed ervan
reikt niet verder dan een deel van het electoraat. Dit
kan intussen wel de doorslag geven, waar twee partij-
en elkaar in kracht weinig ontlopen en met name waar
sprake is van verkiezingen met enkelvoudige meer-
derheid (de meeste districtenstelsels). In Nederland
is daar allemaal geen sprake van.
Opeenvolgende verkiezingen lijken als regel sterk op
elkaar. Veranderingen in bepaalde richtingen voltrek-
ken zieh geleidelijk Over meerdere verkiezingen, zo-
dat van trends sprake is. Waar een breuk in een trend
optreedt of waar zieh grote afwijkingen voordoen,
wordt wel van 'critical elections' gesproken (Key,
1955).
Het is eigenlijk niet eenvoudig in te zien waarom een
meestal zeer groot deel van het electoraat niet vaker
van voorkeur en van stemgedrag wisselt. Het gaat
immers om voorkeuren, die gemakkelijk verwissel-
baar zijn zonder directe, persoonlijke gevolgen en om
niet door anderen controleerbaar gedrag. Een verkla-
ring hiervoor wordt wel in de volgende richting ge-
zocht. Politieke voorkeuren zijn voor de meeste
mensen voor het grootste deel van de tijd van onder-
geschikt belang. Ze zijn als jonge volwassenen, mo-
gelijk na enig experimenteren tot een voorkeur geko-
men en nadien tot hen doordringende informatie wordt
juist vanwege het ondergeschikte belang ervan niet
gauw van betekenis geacht voor hun voorkeur. Boven-
dien begeeft men zieh in sociale milieu's die groten-
deels dezelfde voorkeuren tentoonspreiden. Zodoende
wordt men hoogstens in zijn opvattingen versterkt.
Tenslotte blijft mogelijk de norm een politieke over-
tuiging te moeten hebben staande dankzij meer alge-
mene, verbünden opvattingen over de rol als burger
die men speelt.
Maar voorzover wisseling van voorkeur zieh voordoet,
tekent deze zieh met name af in deze zelfde milieu's
waar betrekkelijk weinig politieke interesse bestaat.
Deze paradox is het gevolg van het feit dat degenen die
het meest belang aan de politiek hechten tevens de
meest ultgesproken voorkeuren hebben en daarin nog
minder vaak dan anderen zijn te schokken (Berelson
e. a. 1954, p. 314 e. v.
Bij de interpretatie van verkiezingsuitslagen zijn in
het licht van het voorgaande de volgende punten van
belang:
- wat is het patroon van lang doorwerkende factoren
die distributie en trendmatige verandering van poli
tieke voorkeuren en gedrag bepalen?
- welke fluetuaties zijn in het betreffende stelsel te
verwachten, met andere woorden: in hoeverre do-
mineren de net genoemde factoren de uitslag?
- welke kortlopende factoren speelden bij een bepaalde
verkiezing een rol en hoe belangrijk waren die?
- is er sprake van een zodanige fluetuatie of trend-
breuk dat we de betreffende verkiezing als een
'critical election' moeten aanmerken?
Het is niet de pretentie van dit commentaar deze vra-
gen afdoende te beantwoorden voor de verkiezingen
van 1977 en andere uitslagen uit de meest recente
periode. Wel willen we aan de hand ervan een aantal
opmerkingen maken over het kaartblad 'Politieke
gezindte: stemgedrag'.
In Nederland is de religieuze gezindte lange tijd de
meest beinvloedende factor van de politieke voorkeur
geweest. Op het oorspronkelijke blad XI-10 van de
Atlas van Nederland is dat nog goed te zien en er
wordt ook in de toelichting op gewezen. Men vindt
daar op vier kaarten de aanhang van KVP, Protestant-
christelijke partijen (ARP+CHU+SGP+GPV)PvdA en
VVD per gemeente uitgebeeld voor de verkiezingen
van 1963.
De verspreiding van Rooms-Katholieken en KVP valt
nagenoeg samen met sterke concentraties ten zuiden
van een lijn die van Oost Zeeuws Viaanderen via de
grote rivieren tot in de Achterhoek loopt. Daarnaast
zijn er nog zones in Noord-Holland en längs de zuide-
KT 1980. VI. 3
27