Automatisering van de structurele generalisering W. J. van der Craats Inleiding Structurele generalisering wil zeggen het vereenvoudi- gen van de vorm van een lijnstuk bij schaalverkleining, met behoud van de karakteristieke eigenschappen. Nu rijst de vraag waarom structurele generalisering noodzakelijk is. Figuur 1. geeft het antwoord: ver- kleint men de schaal van de kaart met behoud van alle details, dan wordt de kaart onoverzichtelijk en lelijk. fig. 1. Links een niet gegeneraliseerde kaart, rechts een gegeneraliseerde kaart. Uit de definitie blijkt dat structurele generalisering een subjectieve bezigheid is. In hoeverre moet men een lijnstuk vereenvoudigen, en wat wordt beschouwd als de karakteristiek van een lijnstuk? Vroeger, dat wil zeggen zo'n vijftig jaar geleden, toen de kartografie nog een ambacht was en niet als een wetenschap beschouwd werd, was het niet nodig om dergelijke zaken in wiskundige relaties te "vangen". De kaarten die vervaardigd werden kwa- men uit de hand van ervaren tekenaars, die door hun routine wisten hoe een lijnstuk gegeneraliseerd moest worden. Het gevolg was wel, dat elke tekenaar op een andere wijze het lijnstuk generaliseerde. Daar de kartografie nog een betrekkelijk jonge weten schap is, zijn lang niet alle kartografische problemen theoretisch gefundeerd. Met de komst van de Compu ter in de kartografie wordt men hiermee geconfron- teerd; een Computer werkt immers alleen volgens vastgestelde regels en definities! In feite heeft de komst van de Computer twee ontwikkelingen in de kartografie tot gevolg: 1. veel werkzaamheden probeert men te automati- seren, 2. er wordt een onderzoek geforceerd in de theore tische kartografie. In feite kan men de Computer met zijn randapparatuur niet meer ontberen, wil men de ontwikkeling in en van de kartografie niet stagneren. De probleem Stelling Bekijken we de definitie van structurele generalisering, dan blijkt dat er aan twee voorwaarden moet worden voldaan: 1. De vorm van de lijnelementen moet vereenvoudigd worden. 2. De karakteristieken van de lijnelementen moeten gehandhaafd blijven. Het gebruik van een Computer is hierbij zeer goed mogelijk. Het reken- en tekenwerk is immers een peuleschilletje voor deze apparatuur! De mate waarin de vorm vereenvoudigd en de karak teristiek bewaard moet blijven hangt af van: 1. De publikatieschaal van de kaart en de schaal van de bronkaart. De mate van generalisering hangt af van de zgn. generaliseringsfactor, het quotient tussen de publikatieschaalfactor en de uitgangs- schaalfactor. 2. Het doel waar de uiteindelijke kaart voor gebruikt gaat worden. Hiermee hangt ten nauwste samen met welke nauwkeurigheden men dient te werken. Is de kaart bedoeld als ondergrond voor een thema tische kaart dan zal het lijnenbeeld meer gegene raliseerd kunnen worden dan bij een topografische kaart. De nauwkeur igheid Een punt waarmee terdege rekening gehouden dient te worden is de exactheid, die men in de kaart wenst of dient te hanteren. Deze exactheid valt te splitsen in een maximum haalbare en een maximaal verantwoorde nauwkeurigheid. De nauwkeurigheid waarin men analoge gegevens digitaal omzet is in hoge mate afhankelijk van het digitaliseersysteem, maar nog meer van de persoon, die de digitizer bedient. Er kan gesteld worden, dat bij het digitaliseren van gebogen lijnstukken een digitaliseerafstand van 0. 1 mm. in acht genomen wordt. Opgelet dient te worden dat er geen grotere nauwkeurigheid gesuggereerd wordt dan er in werkelijkheid bestaat. De nauwkeurig heid van de kaart wordt door 4 factoren bepaald: 1. de digitalisatie-afstand tussen de opeenvolgende punten, 2. de nauwkeurigheid (herhaalbaarheid) van de digitizer en de tekenautomaat, KT 1980. VI. 3 7

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1980 | | pagina 9