fisch instituut Justus Perthes in Gotha en
de kaartenverzameling van N. E. Nordenskiöld.
Eerstgenoemde verzameling werd aangelegd ten be-
hoeve van de redactie van kaarten en atlassen, uit-
gegeven door Justus Perthes in de jaren na 1840. De
Organisator was August Petermann, 6än van de wei
nige Duitsers met internationale ervaring (opgedaan
in Edinburgh en Londen). In 1855 richtte hij een tijd-
schrift met kartografisch nieuws op: Petermanns
Geographische Mitteilungen.
Uit alle nieuw-onderzochte delen der wereld liet hij
kaarten komen, vaak door persoonlijke corresponden-
tie met de ontdekkingsreizigers. Die verzameling
wordt nog volledig bewaard in het archief van Justus
Perthes V.E.B, te Gotha. Ze vormt een afspiegeling
van de geografische exploratie van de wereld in de
19e eeuw.
De tweede verzameling, die van de ontdekkingsreizi-
ger en historisch-kartograaf A.E.Nordenskiöld, werd
geformeerd in de jaren 1870 - 1890. Nordenskiöld
gebruikte zijn verzameling bij de voorbereiding van
zijn tochten in de Noordelijke IJszee. Hij verkondigde
de mening dat ontdekkingsreizen niet volledig begre-
pen kunnen worden zonder kennis te nemen van de
voorstelling, die de mens in vroeger eeuwen van zijn
wereld had. Zijn verzameling was in de eerste plaats
op de Noordpoolstreken en Siberie gericht, en voorts
op de ontwikkeling van de zeekaart in de loop der
eeuwen. Hij verzamelde niet om te verzamelen maar
om kennis te vergaren, die hij nodig had om te be-
grijpen wat de mens bewoog bij het steeds maar ver-
der zoeken achter de horizon. Na zijn succesvolle
doorvaart van de Beringstraat en terugkeer via de
Aziatische wateren in 1879 schreef hij zijn Voyage of
the Vega round Asia and Europe. Daarin zijn ook vele
facsimiles van oude kaarten opgenomen.
In 1889 gaf hij de F'acsimile Atlas uit, het oudste grote
werk op het gebied van de historische kartografie en
in 1897 een tweede facsimile atlas, Periplus genaamd,
die de ontwikkeling van de maritieme kartografie tot
onderwerp heeft.
Weinig anderen, behalve hijzelf, zullen in die tijd
Nordenskiöld's verzameling gebruikt hebben.
Daarin is na 1902, toen ze na zijn dood door de Uni-
versiteitsbibliotheek van Helsinki gekocht werd, uiter-
aard verandering in gekomen. Maar pas in deze tijd
werd de verzameling volledig ontsloten door de publi-
katie van de monumentale Annotated Catalogue of
maps made up to 1800.
Het op maat aanleggen van een eigen kaartenverzame
ling blijkt door sommigen als een a-sociale daad
beschouwd te worden, ongeacht of je verzamelt om
het verzamelen of omdat de verzameling onderdeel
van je Studie of beroep is.
Wat te denken van een gedrukte zin als:
"In unserem Jahrhundert haben viele private Karten
sammlungen ihre Besitzer gewechselt und befinden
zieh heute in der staatlichen Bibliotheken und Archi
ven Besonders nach der Bodenreform von
1945/46 sind in den socialistischen Ländern zahlreiche
Privatbestände feudaler Besitzer beschlagnahmt und
den grossen Landes, bzw. Staatsbibliotheken zugeführt
worden (4).
Er is natuurlijk geen sprake van dat zo'n in beslag ge-
nomen privdverzameling voor het publiek beschikbaar
gesteld wordt. Klemp bevestigt dat: "wo sie jedoch
oft aus personellen oder räumlichen Gründen noch
nicht oder nur ungenügend für die Forschung er-
Militaire kaartenver zamelingen
Franse koningen en franse generaals hebben op hun
krijgstochten door Europa grote aantallen kaarten met
zieh meegevoerd. Na elke veldtocht werd hun bezit met
buitgemaakt materiaal vergroot. Maar als de oorlog
verloren werd, raakte men ook weer veel kwijt.
Er bestaat een verzameling van Louis XIV in 12 ban
den, voorzien van de wapens van de Bourbon's. Ze is
in het bezit van de Engelse koninklijke familie ge-
weest. Vermoed wordt dat ze in 1711 (Spaanse Succes-
sie-oorlog) naar Engeland gekomen is, mogelijk via
Lord Bolingbroke, die de onderhandelingen met Louis
XIV gevoerd heeft. In 1953 werd deze verzameling op
een veiling te Hamburg gekocht door de Bibliothöque
Nationale te Parijs.
De Napoleontische episode mag uiteraard niet in deze
opsomming ontbreken. We dienen allereerst onder-
scheid te maken tussen de kaartenverzameling van het
Franse leger, het Depöt de la Guerre, en de particu-
liere verzameling van Napoleon Bonaparte.
Na 1801 is er voor het eerst sprake van een archief van
topografica, dat Napoleon onder zijn persoonlijk be-
heer hield (5).
Twee ingdnieurs-gdographes waren permanent met het
verzorgen van dat archief belast. Omdat hij afwisse-
lend in Parijs, Malmaison en Saint Cloud verbleef,
had Napoleon op drie plaatsen tegelijk behoefte aan
een privdcollectie. Zijn Cabinet Topographique was
dus in drievoud aanwezig en hij bezat van de meeste
kaarten ook minstens drie gelijke exemplaren. Later
kwam daar nog een Vierde verzameling bij, in het
paleis te Versailles, maar die was kleiner dan elk
der drie andere. Napoleon liet kaarten naar zijn ver
zameling overbrengen uit de verzameling van het
leger en liet via de boekhandel kaarten kopen (op
kosten van het Depöt de la Guerre). De legerverzame-
ling werd eigenlijk door hem geplunderd, hetgeen
Machten van de generale staf veroorzaakte. Wanneer
de staf een kaart terug wilde hebben, kostte dat de
grootste moeite. Toen er in 1803 een catalogus van
Napoleon's verzameling gemaakt werd, meende de
generaal Sanson op te moeten merken dat de premier
consul vaak meerdere kaarten van een en hetzelfde
gebied bezat, hetgeen hij te veel vond. Uit het ant-
woord van Napoleon blijkt wel dat deze een goede kijk
op de kartografie bezat, want hij liet Sanson weten
"dat de premier consul zeer dikwijls meerdere
kaarten van verschillende auteurs over hetzelfde
gebied wil raadplegen, en dat, als ik niet in
Staat zou zijn die hem te leveren, hij een zeer
siechte indruk zou krijgen van de manier waarop zijn
kaartenverzameling werd beheerd. Alleen dit motief
heeft me er toe gebracht meerdere kaarten van het
zelfde gebied aan te vragen, omdat het zeer vaak
voorkomt dat details die op een kaart vergeten zijn,
op een andere kaart wel zijn aangegeven". (6)
In de herfst van het jaar 1803 namen de voorberei-
dingen voor een invasie van Groot Britannie een aan-
vang. Nöch het Depöt de la Guerre, noch het Cabinet
Topographique bevatten topografische kaarten van
Engeland. Toevallig (7) weten we wat er wel was:
KT 1980. VI. 4
9