een Neptune Franpois en Camden's Britannia uit 1789.
Toen men Napoleon een exemplaar van de periodiek
England Illustrated toonde, was hij zeer gelukkig en
verordineerde een herdruk, binnen twintig dagen te
leveren. Via de ambassadeur in Londen liet hij enkele
kaarten komen, zoals John Cary's kaart van Engeland
uit 1794. Toen men in het bezit van een Ierse vluch-
teling een aantal kaarten aantrof,was de Ier zo geluk
kig ze voor 450 frank te kunnen verkopen.
Het bovenstaande geeft duidelijk aan dat de verzame-
ling van Napoleon geen wereldverzameling was. Zijn
wereld viel samen met de grenzen van zijn rijk. Wij
moeten ook iets opmerken over de conservering van
Napoleon's Cabinet TopographiqueTwee conserva-
tors waren permanent bezig met het opplakken en
inbinden. Voor Napoleon's kaarten werd een fijn soort
blauw linnen gebruikt, zulks ter onderscheiding van
de kaarten uit het Depöt de la Guerre. Opgeplakte
en gevouwen kaarten werden in fraai uitgevoerde
dtui's geschoven. Topografisehe prenten, zoals stads-
gezichten en vestingsplans werden in grote leren ban
den gebonden. Alles bij elkaar omvatte de catalogus
20.000 nummers (hetgeen met drie vermenigvuldigd
moet worden).
Wat is er vandaag de dag nog van over? Die vraag is
nog nooit door iemand beantwoord. Toch is het ant-
woord te geven wanneer in de archieven en in de
bibliotheken in Frankrijk onderzoek verricht zou wor
den. Natuurlijk werd een gedeelte in 1815 geroofd door
de geallieerde legeraanvoerders. Er bevindt zieh nog
een groot gedeelte in de Franse nationale verzamelin-
gen, maar een goed overzicht van de aard en het aan
tal ontbreekt.
Er is in alle tijden van onze gewelddadige beschaving
spionnage door middel van kaarten bedreven. Tegen-
woordig is de situatie betreffende geheimhouding ta-
melijk zinloos geworden want de technologie van de
kartering maakt ca. elke tien jaar weer een om-
wenteling door. Het zijn niet meer de militaire kaar
ten die nu nog de grootste geheimhouding vereisen.
Dat is verleden tijd. Maar er is iets anders voor in
de plaats gekomen: de opsporing van delfstoffen.
Kaartenverzamelingen van de maatsehappijen die naar
olie en gas zoeken, zijn volkomen afgesloten. Dit is
voor ons des te meer frustrerend omdat het tevens
de grootste verzamelingen in het land zijn. En denk
maar niet dat er een oude druk weggeschonken wordt
als er van een topografisehe kaart een nieuwe druk
versehenen is. Als het op wegschenken aankomt,
verdienen de militaire uitgaven alle lof! Aangemoe-
digd door het voorbeeld van het leger van de VS geeft
menig Europese militaire karteringsdienst zijn ver-
ouderde bladen voor weinig geld of gratis weg, wan
neer een nieuwe druk verschijnt. Met de militaire
luchtvaartkaarten ging het al net zo.
Tenslotte
Na deze weinig samenhangende beeiden van het ge-
bruik van kaartenverzamelingen in het verre en na-
bije verleden, dient er nog een slotbeschouwing ge-
formuleerd te worden.
Dat zal een rechtvaardige slotbeschouwing moeten
worden, waarin allen, die vroeger verdienstelijk
werk geleverd hebben, in het publiek gehuldigd
worden
De beheerders uit het verleden komen daarvoor niet
in aanmerking, want ze waren inhalig, wantrouwend
en ondeskundig.
Waarom dan niet een slotwoord waarin de echte
kaartenmakers uit vroeger eeuwen gehuldigd worden?
Want er valt niets te beheren en te verzamelen, wan
neer er in het verleden geen grote prestaties op kar-
teringsgebied verricht zouden zijn.
Het vaak uitstekende grafische werk van tekenaars en
drukkers vormt het fundament van de instelling die
kaartenverzameling heet.
Laten we daarom deze beschouwing eindigen met dank
aan alle kartografen van alle tijden.
Noten
1. G.Schilder in: Maritieme Geschiedenis der Neder-
1 an den, II, 1977, p.179.
2. F. C.Wieder: Spaans reisverslag, TAG 1915, p.
714.
3. Archives des arts, sciences et lettres. Documents
inddits publids et annotds par Alexandre Pinchart.
Premiöre Serie. T. II, Gand, 1863, blz. 310-315.
De tweede bron "Messager des sciences historiques
ou archives des arts et de la bibliographie de
Belgique", Gand, 1862, bevat op blz. 428-432
exaet dezelfde beschrijving.
4. Egon Klemp, Alte Karten und ihre Ersehliessungs-
probleme. In: Zentralblatt für Bibliothekswesen.
Beiheft 86. Leipzig 1969, S. 69-74.
5. H. M. A. Berthaut. Les ingönieurs-gdographes
militaires. 2 dln. Paris, 1902. Deel 1, p. 278.
6. Idem, Deel 1, p. 281.
7. Idem, Deel 1, p. 257.
Dit artikel is de integrale tekst van een voordracht ge-
houden op 6 juni 1980 op de eerste lustrumbijeenkomst
van de werkgroep Kaartbeheer van de NVK.
Literatuur
1. R. A. Skelton: Maps. A Historical survey of their
study and collecting. The University of Chicago
Press, Chicago and London, 1972.
2. M.Pelletier: Jomard et le ddpartement des cartes
et plans. Bulletin de la Bibliothöque Nationale,
4, no. 1, Mars 1979, blz. 18 - 27.
3. Egon Klemp: Die Kartenabteilung. In: Die Deutsche
Staatsbibliothek, 1661 - 1961, Bd.I, S.405 - 425.
Leipzig, 1961.
4. J.A.Wolter: Geographical Libraries and Map Col-
lections. IN: Encyclopedia of Library and Infor
mation Science. V.9, p.236 - 266. Washington, 1973.
5. M.E. Mickwitz and Leena Miekkavaara: The A.E.
Nordenskiöld Collection in the Helsinki University
Library. Vol.I, 1979.
6. W.Horn: Die Geschichte der Gothaer Geographische
Anstalt im Spiegel des Schrifttums. Petermanns
Geographische Mitteilungen, 1960, 4, pp. 271-287.
7. H. M. A. Berthaut: Les ingdnieurs - gdographes
militaires 1624 - 1831, 2 vol. Paris 1902.
10
KT 1980. VI. 4