stuurderskringen (G.W. van Imhoff-VOC, J.Boreel- Admiraliteit) als door zeelui (J.O. Vaillant, J.S. Stavorinus) en door theoretici (C. Douwes Dekker, M. Martens, Florijn e. a.werd van tijd tot tijd de alarmklok geluid, met wisselend succes. Incidentele verbeteringen waren er het gevolg van, maar een ge- heel nieuwe aanpak bleef uit. Dit blijkt ondermeer uit hetgeen de in 1787 door de Amsterdamse admi- raliteit opgerichte "Commissie tot de zaaken, het bepalen der lengte op zee en de verbetering der zeekaarten betreffende" ten aanzien van de kaarten heeft bewerkstelligd. Uit het werk dat de Commissie aan "de zaaken het bepalen der lengte op zee betreffende" verrichtte, blijkt een verbetering van de oude en achterlijke situatie, maar wat betreft de kaarten ging de Commissie op de oude wijze te werk. Van een nieuwe hydrograüe als in Frankrijk en Engeland werd gepleegd, was geen sprake. Hoewel in de Commissie VOC en Admirali- teiten samenwerkten, kon zij, zolang een centraal gezag ontbrak, het noodzakelijk overheidsingrijpen niet realiseren. De kennis en de wil tot verbetering waren bij de admiraliteitsofficieren in die tijd wel aanwezig. Uit hun rapporten blijkt dat zij in toene- mende mate aandacht besteedden aan de hydrograüe. Nadat in 1795 het oude bestel gevallen en de VOC op- geheven was, gingen de Admiraliteiten, steunend op de künde en het animo van de ofücieren, tot voorop- gezette karteringen van de Nederlandse zeegaten over. Ook liet de Franse overheid in de jaren 1799 - 1811 officieren van het Depöt de la Marine opnemingen van Nederlandse wateren doen, welke metingen in gedrukte kaarten werden neergelegd. Na 1815 zette deze ontwikkeling zieh voort: op het Ministerie van Marine werd de hydrograüe gepro- fessionaliseerd, een systematische kartering van de zee kwam op gang, gesteund door de resultaten van de topografische kartering in deze jaren (driehoeks- meting van Krayenhoff). De achterstand ten opzichte van het buitenland werd in de 19e eeuw ingelopen. Ontwikkeling tot omstreeks 1730 De firma van Keulen. De naam van deze firma is onverbrekelijk met de Nederlandse maritieme kartografie van de 18e eeuw verbonden. De grondlegger Johannes van Keulen had zieh in 1678 in Amsterdam gevestigd en waagde zieh aldaar in 1680 op de destijds zeer bloeiende markt van de maritieme kartografie. Daartoe had hij zieh ver- zekerd van de medewerking van de wiskundige Claes Jansz. Vooght, auteur van de atlassen en zeemansgid- sen die Van Keulen zijn internationale faam bezorgden. Van Keulen kocht regelmatig koperplaten en zelfs hele bedrijven van andere uitgevers op en zijn succes leid- de ertoe dat omstreeks 1700 vrijwel alle concurren- ten waren verdwenen of in zijn bedrijf opgegaan. Zijn grootste bekendheid dankte Van Keulen aan de uitgave van de Zee-Fakkel, een zeemansgids invijf delen, die in de jaren 1681 - 1684 verscheen. Met uitzondering van de westkust van Amerika en de door de VOC gemonopoliseerde gebieden, werden in de Zee-Fakkel alle destijds bekende wateren dankzij een systematische bedekking door kaarten afgebeeld. Deze zeemansgids wordt beschouwd als het hoogtepunt van de Nederlandse maritieme kartografie en Van Keulen had zieh hiermee de belangrijkste Europese uitgever betoond. Deze Suprematie behield de firma tot ca 1730. Van 1704 tot 1726 was dit de Verdienste van Gerard van Keulen, zoon en opvolger van Johannes. Niet alleen verbeterde Gerard de gedrukte kaarten in de atlassen en in de Zee-Fakkel, maar ook verkocht hij als aan- vulling daarop up-to-date manuscriptkaarten. De gegevens voor deze kaarten verkreeg Van Keulen van Nederlandse en buitenlandse schippers en van buiten- landse kaarten. Dit verzekerde hem ervan dat hij de meest recente informatie aan de zeelui ter beschik- king kon stellen, zodat men zeggen kan dat in de jaren 1700 - 1730 de firma Van Keulen het modernste hydro- grafische bureau ter wereld was. De Verenigde Oost-Indische Compagnie. Voor de vaart ten oosten van Kaap de Goede Hoop en ten westen van Straat Magelhaen beschikte de VOC over een hydrografish bureau, bemand door de kaar- tenmaker van de kamer Amsterdam. Deze tekende de basiskaarten, de zogenaamde "leggers", welke door medewerkers gekopieerd werden. De kopieSn werden aan de schepen meegegeven. Met behulp van de hydrografische informatie waarmee de schepen uit de Oost terugkeerden, verbeterde de kaartmaker de leggers. De ligging van de leggers leverde een systematische bedekking van de VOC-wateren op en bleef twee eeuwen ongewijzigd. Om afdwalen van kaar ten als gevolg van illegale doorverkoop of onoplettend- heid van de zeelui te voorkomen, werden vanaf 1655 gedrukte inventarislijsten gebruikt. In Batavia ontwikkelde zieh onder leiding van de equipagemeester een soortgelijk bureau, de "kaarten- makerswinkel",waar de kaarten voor de vaart tussen de VOC-vestigingen in Azie en voor de terugreis ge- tekend en verbeterd werden. Stagnatie, achteruitgang en verbetering 1730 - 1815 Na de dood van Gerard van Keulen in 1726 namen de kartografische belangstelling en prestaties van de firma sterk af. Opvolger Johannes van Keulen (II) breidde weliswaar de Zee-Fakkel uit, doch meer met het oog op het aantal kaarten dan op de kwaliteit er van. Naar de mode van de tijd werden luxe uitgaven samengesteld, die niet voor de zeevaart maar voor verzamelaars bestemd waren. Omstreeks 1735 werden zelfs 17e eeuwse zeekaarten aan de Zee-Fakkel toegevoegd. De zeilaanwijzingen werden nauwelijks meer gecorrigeerd. Deze gebrek- kige bijhouding, dankzij de actuele manuscriptkaar ten tot 1730 geen probleem, leidde ertoe dat in de tweede helft van de l8e eeuw de informatie in de Zee-Fakkel nog steeds op 17e eeuwse karteringen was gebaseerd. Na de dood van Johannes (II) in 1755 leidden zijn zoons Gerard Hülst van Keulen en Comelis Buys van Keulen de zaak tot 1778 onder de naam Johannes van Keulen en Zoonen. Vooral na 1755 lag de nadruk op de uitgave van boeken; de kaarten raakten op de achtergrond. De achteruitgang van de kwaliteit der Nederlandse zeekaarten zoals die in de produktie van de firma van Keulen waar te nemen is, is een relatieve. Ze werd voornamelijk veroorzaakt doordat de modemi- 12 KT 1980. VI. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1980 | | pagina 14