Enkele technische aspekten
dtk.tii fVti.
Fig. 3.
Tweemaal hetzelfde fragment van een plattegrond van
Amsterdam. Boven een gerasterd facsimile van de
uitgave door Henricus Hondius (ca. 1636, Cat. d'Ailly
123, Rijksprentenkabinet)onder een lijnfacsimile
naar de uitgave door Joan Blaeu (ca. 1650) in zijn
"Toonneel der Steden van de Verenigde Nederlanden
met hare Beschrijvingen (Ca. d'Ailly 133, Gem.
Ar chiefdien st, A'dam). Beide originelen werden van
dezelfde koperplaat gedrukt. (Uit: Historische platte-
gronden van Nederlandse Steden, dl.l, Amsterdam.
Alphen a.d.Rijn, Canaletto, 1978).
4. bij facsimile's van gekleurde originelen dienen de
kleuren identiek te zijn met die van het origineel
5. reproduktie- en druktechniek dienen zt5 te zijn ge-
kozen dat het facsimile vrij is van aan het origi
neel vreemde elementen (bijv. rastertoon bij fac
simile's van gegraveerde kaarten).
Intussen is het niet altijd mogelijk al deze voorwaar-
den in dezelfde mate te honoreren. Aan punt 1 valt
soms moeilijk te voldoen wanneer een aantal kaarten
van verschilfend formaat in ddn facsimile-uitgave
moet worden opgenomen. Reduktie is dan soms onver-
mijdelijk, doch dan dienen op het facsimile of tenmin-
ste in de toelichting de oorspronkelijke afmetingen
vermeld te worden (event. de oorspronkelijke en de
gereduceerde schaal). Facsimilering op wäre grootte
verdient uiteraard steeds de voorkeur. Bij reduktie
(punt 2) dient ervoor gezorgd te worden dat ook het
kleinste kaartschrift duidelijk leesbaar blijft en klei
ne geografische details waameembaar blijven. Wordt
hieraan niet voldaan dan verliest de kaart grotendeels
haar waarde als informatiebron. Waar op vele origi
nelen het kleinste Schrift reeds de onderste leesbaar-
heidsgrens nadert, zijn de mogelijkheden tot verant-
woorde reduktie beperkt. Ook moet worden voorko-
men dat dicht-geschaarde lijnengroepen (bijv. arce-
ringen) in de reproduktie "dichtlopen".
Het toevoegen van niet-oorspronkelijke elementen
(punt 3) aan een facsimile (vertaling van geografische
namen e.d.) ontneemt aan het facsimile zijn auten-
"ticiteit, beter is in dit geval het toevoegen van een
transparante overlay (8) waarop de noodzakelijke
informatie vermeld is.
Het realiseren van de eis, dat de kleuren identiek
moeten zijn met die van het origineel (punt 4) is een
moeilijke opgave. Men bedenke dat een gekleurd
origineel, hetzij handschriftkaart, gekleurde koper-
gravure of kleuren-lithografie, steeds het geihte-
greerde eindprodukt vormt van een kleiner of groter
aantal deelbewerkingen. Met dit eindprodukt wordt
de facsimile-maker geconfronteerd en hij moet nu
trachten dit eindprodukt met geheel andere middelen
met maximale nauwkeurigheid terug te Winnen, daar-
bij vaak afgeremd door economische beperkingen
(aantal zelfstandige kleuren en drukgangen). Dikwijls
blijkt dan ook een redelijke benadering der originele
kleuren het enig mogelijke compromis te zijn.
Ook het vermijden van on-eigenlijke elementen in
facsimile's (punt 5) is dikwijls moeilijk bereikbaar,
mede door organisatorische problemen. Met name
kan men hierbij denken aan het in de reproduktie
rasteren van kaarten die daarvoor naar hun aard on-
geschikt zijn (houtsneden of -gravures en kopergra-
vures).
Zo blijkt dat, mede door de steeds hogere eisen wel
ke aan facsimile's worden gesteld (9), de serieuze
facsimile-drukker, ondanks het voordeel der foto
grafische techniek, met grote problemen geconfron
teerd blijft. Die problemen zijn van andere aard dan
die van de pre-fotografische facsimile-techniek
(nauwkeurig natekenen of na-graveren, calqueren of
tekenen of graveren op steen) doch zij zijn zeker niet
geringer.
Kaarten welke gefacsimileerd worden, vallen vanuit
32
KT 1980. VI. 4