De plattegrond van Amsterdam door
Jacob van Deventer
W. Hofman
"Aardse roem is vergankelijk. Dit geldt zeker ten
aanzien van Jacob van Deventer.Zo begon B. van
't Hoff zijn werk: Jacob van Deventer, keizerlijk-
koninklijk geograaf, dat in 1953 bij Martinus Nijhoff
in 's-Gravenhage verscheen.
De belangstelling voor de geschiedenis van de karto-
grafie en de historische kartografie neemt echter
snel toe en daarmee de aardse roem van Jacob van
Deventer. Van 't Hoff heeft aan dit verschijnsel zeker
zijn steentje bijgedragen. In een bibliografie van
meer dan honderd titels geeft hij de basis voor een
uitgebreide Studie over Jacob van Deventer.
In zijn artikelenreeks Oud-Nederlandse Landmeters
steekt Teeling de loftrompet over archiefambtenaren
en andere historici als Van 't Hoff, Wieder en
Fockema Andreae. Tussen zijn regels door meen ik
echter te lezen: Kom, heren geödeten, doet U zelf
eens iets aan de geschiedenis van Uw vak. Ik ben het
volledig met de heer Teeling eens dat een gedegen
Studie over de eerste echte landmeter uit onze vader-
landse geschiedenis uit de pen van een geodeet moet
komen. In dit artikeltje wil ik Teelings uitdaging nog
eens herhalen en proberen aan te tonen hoezeer het
de moeite waard is.
De vroegste publicatie over het principe van de drie-
hoeksmeting is van Gemma Frisius in zijn: Cosmo-
graphicus liber Petri Apiani, dat in 1533 in Antwer
pen verscheen. Gemma Frisius werd zes jaar na
Jacob van Deventer bij de Leuvense universiteit in-
geschreven. Beiden werden medicus, mathematicus
en geograaf en beiden gingen in dienst van de land-
heer. Jacob was geograaf van Karel V en Philips
Gemma was lijfarts van Karel V. Daarbij was de
laatste nog hoogleraar aan de universiteit van Leuven.
Een aandeel van Jacob van Deventer in het werk van
Gemma Frisius is tot nu toe niet te bewijzen, mede
omdat Gemma Frisius geen bronnen vermeldt. Maar
zou Jacob niet aan de wieg hebben gestaan
De hierbij gaande facsimile reproductie is een over-
druk uit de map Historische Plattegronden van Neder-
landse Steden, deel I. Amsterdam, waarvoor ik
indertijd de begeleidende tekst verzorgde (Alphen aan
den Rijn, 1978). De reproductie is gemaakt van het
"minuut"-exemplaar in de Provinciale Atlas van
Noord-Holland, berustende in het Rijksarchief te
Haarlem
De uitgeverij Canaletto Steide de reproductie gratis
ter beschikking en drukte voor dezelfde prijs de over-
lay er bij. De overlay werd gemaakt door de afdeling
Landmeten en Kartografie van de gemeente Amster
dam uit een verkleining van de Kaart van Amsterdam
1 5 000. Ook bij deze instelling wilde men onze
vereniging niet op kosten jagen.
AI eerder heb ik ervaren dat met oud kaartmateriaal
en overlays goed is te werken. Toen jaren geleden
een metro-caisson op het Waterlooplein weigerde om
volgens de planning onder het maaiveld te verdwijnen,
kreeg ik de opdracht eventuele obstakels in het metro-
tracd te zoeken en te localiseren. Ik werkte toen met
overlays en kwam tot verrassende resultaten. Het
verrassende van die resultaten was te danken aan de
nauwkeurigheid van Comelis Danckerts de Rij, de
17e eeuwse landmeter Wiens werk ik er voor gebruikte.
Laten we ditzelfde nu doen met het werk van een land
meter die nog een eeuw vroeger leefde.
Als U de overlay op de plattegrond legt en het effect
U teleur stelt, realiseert U zieh dan even dat het veld-
werk voor de plattegrond ongeveer 420 jaar geleden
werd verricht (plm1560).
Een groot gedeelte van de 17e eeuw werkte men in
Amsterdam aan de stadsuitbreiding. Niet alleen de
omwalling werd verlegd, ook binnen de bestaande stad
werd grond verworven. Dit is het eerste dat opvalt
als we de kaart van Van Deventer vergelijken met de
huidige situatie. Längs de noordelijke oever van de
Amstel, van Kloveniersburgwal tot aan de Blauwbrug
werd een strook grond aangeplempt. Ook längs de
Nieuwe Doelenstraat moest de Amstel een stuk prijs-
geven. Het door verzanden ondiep geworden gedeelte
van de Oude Waal werd droog gemaakt. Zo ontstond
het Waalseiland met daarbinnen de Waalseilands-
gracht, op de kaart van Van Deventer de IJ-oever.
De Prins Hendrikkade werd een aantal malen ver-
breed maar was in de 16e eeuw zo smal als Jacob
van Deventer aangeeft.
Bij mijn eerste pogingen om de overlay goed in te
passen leek het of er afwijkingen waren over het
gehele gebied. Na veel schuiven bleek echter dat
het mogelijk was de overlay zo te leggen dat alle af
wijkingen terug zijn te brengen op ään meetfout.
De afstanden in N-Z-richting zijn juist in vergelijking
met de afstanden in O-W-richting van de oostelijke
begrenzing tot de Nieuwendijk. Tussen de Nieuwendijk
en de westelijke begrenzing van de stad zijn alle af
standen bij Jacob van Deventer te groot. De Singel
loopt echter redelijk parallel aan de werkelijke
situatie. Ik vermoed dat Jacob eerst de omtrek van
de stad heeft geconstrueerd. AI zijn richtingen zijn
goed, maar het stukje Singel aan de zuidkant van de
stad, tussen Heiligeweg en Spui, is iets te lang. Daar
de bocht naar het noorden weer redelijk goed is, loopt
de Singel van Jacob zo mooi parallel aan de werkelijke
Singel, maar iets te ver westelijk. Het gevolg hiervan
is, dat alle percelen.wegen en kanalen tussen Nieuwen
dijk en Singel te breed zijn getekend om de ruimte op
te vullen. Het verwondert mij, dat Van Deventer de
KT 1980. VI. 4
37