verzamelingen van de Raad van State en van de prins van Oranje. Met de komst van de Fransen in 1795 werden die verzamelingen naar Parijs gebracht en naderhand, na 1815 weer teruggehaald. Wat er zieh toen afgespeeld heeft is niet helemaal duidelijk. Niet alles is in Den Haag teruggekomenMaar wät er teruggekomen is, werd zo goed bewaard dat nie mand, behalve de offieieren van de Genie, er ge- bruik van kon maken, totdat de Genie-verzameling in 1950 bij het Rijksarchief gedeponeerd werd. Met de andere helft van de militaire kaartverzame- ling is het iets beter vergaan. Die werd in de biblio- theek van de Militaire Verkenningen gedeponeerd. Ze was later in beperkte mate voor burgers toegan- kelijk omdat het merendeels oude buitenlandse kaar- ten betrof. Ze vormt nog altijd een kostbaar bestand- deel van de bibliotheek van de Topografische Dienst. Nederlandse universiteiten hebben in de 17e, 18e en 19e eeuw nauwelijks meegedaan aan collectievormii Het publiek kon slechts wandkaarten en globes zien in de studiezalen en in openbare gebouwen en water- schapskantoren. De universiteit van Utrecht ontving in 1838 de collectie Moll en in 1864 de collectie Ackersdijck. Hönderd jaar lang hebben ze in rüste gelegen. Ze werden niet als historische verzamelin gen gezien. Men vindt ze vddr 1947 nergens genoemd. Zulks in tegenstelling tot de collectie Bodel Nijen- huis, die al vddr dat ze aan Leiden gelegateerd werd enige bekendheid onder de ontwikkelde Nederlanders genoot en ook na 1872 wel eens genoemd werd, bijv. door de antiquaar Frederik Muller, die de verzame ling graag had willen kopen (hetgeen gelukkig niet doorgegaan is) In 1976 is de kaartenverzameling van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs geveild. Degenen die daar- van schände Spraken hebben in zoverre gelijk dat ze het K.I. V.l. verwijten hun verzameling niet voor het publiek ontsloten te hebben. Nü is al het kaartmate- riaal in goed gecatalogiseerde verzamelingen onder- gebracht. Het klinkt paradoxaal, maar nü is die ver zameling pas ontsloten. Vanaf 1850 heeft het K.I. V.l. de aanwinsten (praktisch alles geschonken) van een nummer voorzien en in laden gepropt, waar het publiek nooit in mocht kijken. Hoewel er een zeer verdienstelijk Repertoire des Cartes door P.M. Netscher, 1854-1865, samengesteld en gedrukt is, ontbreekt de concordantie met de nummers in de kaartenverzameling. AI met al een goed voorbeeld van een 19e eeuwse verzameling, die nooit gebruikt is. Het weigeren van publiek hield natuurlijk verband met het ontbreken van een catalogus. Dezelfde reden stond op de achtergrond bij F. C. Wieder's ervaringen in de Koninklijke Bibliotheek in Madrid, in 1915. Op zijn vraag naar kaarten kreeg hij als antwoord dat die niet te zien waren, omdat ze gecatalogiseerd zouden worden. Toen de bekende Amerikaanse geograaf Professor Jan Broek in 1968 te zelfder plaatse naar kaarten vroeg, kreeg hij het- zelfde antwoord als Wieder 53 jaar geleden (2). Ik kom weer terug op de kaartenverzameling van Viglius, die ik in het begin genoemd heb. Ook daar- aan zit een fraai voorbeeld van niet-gebruik verbon- den. We gaan uit van de mededeling van Pinchart dat Viglius zijn collectie aan een College in Leuven ver- maakt heeft (3). In zijn artikel geeft Pinchart niets meer dan de trans- criptie van de inventaris, die tezamen met andere lijsten van Viglius' bezittingen in ddn band: "Collec- tions des inventaires" is gebonden (Algemeen Rijks archief, Brüssel). Pinchart geeft geen enkele aanwijzing omtrent het nog bestaan van Viglius' kaartenverzameling. Volgens latere berichten van na 1914 moet de verzameling toen nog bestaan hebben, want hij is met de brand van de Universiteitsbibliotheek te Leuven vernietigd. Wie heeft er tussen 1862 (Pinchart) en 1914 naar Viglius' kaartenverzameling gekeken? Niemand. Er is waar- schijnlijk niet eens naar gezocht. Maar is hij dan wel verbrand in 1914? Gebruikt is de collectie in ieder ge- val niet, ook niet in de driehonderd jaar vddr Pinchart. Nationale k aar t en ve r z am e 1 ingen in Europa Nationale kaartenverzamelingen die openbaar waren ontstonden gelijktijdig met de geografische gezelschap- pen in Europa. Duitsland, Frankrijk en Engeland gaan daarbij voorop: Parijs, Socidtd de Gdographie, 1821; Berlijn, Gesellschaft für Erdkunde, 1828; en Londen, Royal Geographical Society, 1831. In Engeland funetioneerde het British Museum al eer- der als een depot voor koninklijke verzamelingen. AI in 1757 schonk George II de oude verzameling (al- thans wat daar nog van over was na de brand in Whitehall palace in 1689) aan het British Museum. In 1828 schonk George III zijn Topographical Collection en zijn Geographical Collection en in 1844 schonk George IV zijn Maritime Collection. Voordat er geografische gezelschappen opgericht wer den, bestanden er al zgn. geleerde gezelschappen met een speeifiek onderwerp van Studie, zgn. cosmogra- fische gezelschappen, die echter niet openbaar waren. Het is interessant om de motieven te leren kennen die aan het formeren van openbare kaartenverzame lingen ten grondslag lagen. In Parijs, waar de bekende Edme Jomard in 1828 een Departement des Cartes et Plans aan de Bibliotheque Nationale ge sticht had, sprak men van het nut voor handel en wetenschap le nouveau depöt qui servirait au commerce et la science Handel en wetenschap of anders gezegd, de "Kennt nisse Uber die geographische Verbreitung der Rohstoffe.die ten grondslag lag aan de "wirt schaftliche Ausbeutung der Kolonieen zoals Klemp schreef hadden behoefte aan buitenlandse kaarten. Het gebruik van de nationale kaartenverzamelingen in de 19e eeuw betekende vooral een gebruik van modern materiaal. Toch heeft de stichter van de Franse collectie, Edme Jomard, ook de aanzet gegeven tot de Studie van de Middeleeuwse kartografie. In 1842 - 1862 publiceerde hij een faesimile werk: Monuments de la gdographie, met 21 reprodueties van Middeleeuwse kaarten. Het is echter maar bij ddn deel gebleven. De grootste Verdienste van Jomard, Verdienste voor de gehele wereld van onderzoekers, is zijn succesvolle jacht op Middeleeuwse wereldkaarten en portolaankaarten, KT 1980. VI. 4 7

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1980 | | pagina 9