de omgeving. Maar men mag niet vergeten dat per-
ceptie in de loop der tijd aan veranderingen onder-
hevig is. En wanneer de tijdstippen A en B erg
dicht bijeen liggen speelt het geheugen van de onder-
vraagde een niet te onderschatten rol.
Een kijk op Utrecht
Dit tweede gedeelte bestaat uit de verwerking van
een klein onderzoek naar aanleiding van mental maps.
Het is de bedoeling van de auteur de hypothese te tes
ten dat de kennis van een stad (in dit geval Utrecht)
toeneemt naarmate men er langer woont. Hiertoe
werd een aantal eerste jaars Studenten (25) en Vierde
en oudere jaars (25) - verder respektievelijk groep
1 en groep 2 genoemd - gevraagd een mental map
van de stad Utrecht te tekenen. Het merendeel van
de Studenten betrof geografiestudenten.
De informatie die uit de mental maps verkregen wordt
kan op verschillende manieren worden onderzocht.
Deze methoden zijn afhankelijk van de aard van de
hypothese die voor het onderzoek gesteld is (Pacocine,
1976).
In alle gevallen waar er sprake is van het direct ver-
krijgen van een mental map (al dan niet met een vas-
te ondergrond) kan de kaart geanalyseerd worden op
onder andere de omvang (bijvoorbeeld binnenstad,
de bebouwde kom of de stad in ruimer verband) van
het getekende gebied; voor een individu wordt het
moeilijker de ruimtelijke verhoudingen van een ge
bied juist te houden naar mate dat gebied groter
wordt. Tevens kan de vorm en/of orientatie van het
getekende gebied geanalyseerd worden. Verder be-
vat de kaart informatie over aantallen, relatieve
positie, richtingen, afstanden, verbindingen, locatie
en nabijheid.
Bij het tekenen van een mental map van een stad, zo-
als hier het geval, speelt de 'leesbaarheid' van die
stad een rol (Lynch in Pocock, 1976). Een Amerikaan-
se stad is bijvoorbeeld makkelijker leesbaar dan een
Europese stad.
Werkwi j ze
Aan alle Studenten die bij het onderzoek betrokken
waren werd de volgende opdracht gegevenTeken op
het verstrekte papier een plattegrond van de stad
Utrecht, met de voor jou karakteristieke verschijn-
selen, zoals bijvoorbeeld de Dom. Zet zoveel moge-
lijk namen bij de getekende objecten.
Voor het uitvoeren van deze opdracht hadden de Stu
denten circa 10 15 minuten de tijd. Naast deze
tijdsbeperking kan ook het formaat van het verstrekte
papier (A4) als een beperking gezien worden.
Naar aanleiding van de hierboven gestelde hypothese
was het van belang zoveel mogelijk informatie uit de
mental map te halen, zuiver gericht op het aantal
getekende objecten. De vorm en orientatie van de
stad Utrecht werden niet bij dit onderzoek betrokken,
al mag verwacht worden dat ook deze beter zullen
zijn naarmate men langer in de stad woont.
Uitwerking van de gegevens
Nadat de mental maps getekend waren, is er een
driedeling gemaakt in de op de mental maps
voorkomende verschijnselen
- punten (gebouwen, knooppunten e.d.) bv. Hoog
Catharijne, de Berekuil
- lijnen (wegen, waterwegen, e.d.) bv. Biltstraat,
Me rwedekanaal
- vlakken (stadswijken, parken e.d.) bv. Overvecht,
Wilhelminapark
Hierna is er een lijst opgesteld, 66r\ voor groep 1 en
66n voor groep 2, met drie kolommen, waarna de ge
tekende objecten in een van de drie kolommen (punten,
lijnen en vlakken) zijn ingedeeld en het aantal malen
dat een object voorkomt is aangegeven. De gegevens
van deze lijsten zijn grafisch verwerkt in drie kaarten.
Voor de samenstelling van deze kaarten is er een
indeling gemaakt in vier klassen. Tevens is er een
drempelwaarde ingevoerd. Deze waarde bedraagt
20%. Een object moet dus minstens op 20% (d.w.z.
totaal 5x) van de mental maps voorkomen om gekar-
teerd te worden. De klassegrenzen liggen bij 20,
40, 60 en 80%. In deze klassen zijn de punten, lijnen
en vlakken weergegeven door versehillen in respek
tievelijk cirkelgrootte, lijndikte en lettergrootte.
De eerste kaart geeft het resultaat van de mental
mapping van groep 1 en de tweede kaart van groep 2
De derde kaart geeft alle op de eerste twee kaarten
voorkomende objecten met hun naam (zie figuren
6, 7 en 8).
Resultaten
Uit de kaarten blijkt dat de Studenten uit groep 2
duidelijk meer objecten in hun mental maps genoemd
hebben dan de Studenten van groep 1. Door groep 1
zijn totaal 98 verschillende objecten genoemd, tegen
187 voor groep 2, een verhouding van circa 1:2.
Maar met de drempelwaarde van 20% verändert deze
verhouding in circa 1:3. Hieruit blijkt dat groep 2
een bepaald basis beeld van de stad heeft, dat bij
groep 1 ontbreekt. Door het bovenstaande wordt de
gestelde hypothese bewezen geacht.
In de getekende mental maps is duidelijk de mens-
omgeving-relatie te zien. De persoonlijke perceptie
komt onder andere tot uiting in de aanwezigheid van
bijvoorbeeld allerlei culturele objecten (theaters,
bioscopen e.d.) in de ene mental map en objecten
op sportgebied (sportvelden, zwembaden e.d.) in een
andere mental map.
Zetten we de in deel 66n genoemde strukturele in-
delingen, met daarbij enige voorbeelden van Utrecht
naast elkaar, dan komen we tot het volgende beeld:
1. Lynch:
verbindingen Biltstraat
hoeken Vecht
bepaalde centra Berekuil
gebieden Kanaleneiland
opvallende objecten Station
2. Pocock:
sam enhangende
elementen
ruimtelijke
elementen
Biltstraat, Vecht, Berekuil,
Station
Kanaleneiland
3. Kartografische indeling:
punten Berekuil, Station
lijnen Biltstraat, Vecht
vlakken Kanaleneiland
20
KT 1981. VII. 1