West-Flevoland in Ejsselsee
De kaart van Nederland in buitenlandse
leermiddelen
H. Meijer
Too
"Only one book contains a completely correct map of
the Delta Project; all the others show errors, like the
confusion of dams and bridges, or in the year of
completion, etc." (1).
"Op de kaart van ddn der atlassen doet het vreemd aan
bijvoorbeeld w§l Vlissingen en Leeuwarden aan te
treffen, en ni§t Eindhoven en Haarlem (resp. de Vier
de en vijfde stad van het land); in de provincie Noord-
Brabant komt zelfs geen enkele stad voor" (2).
"Die Integration (tussen visueel materiaal en tekst)
kommt schlecht zustande wenn z.B. ein Text über
Zuidersee- und Deltawerke veranschaulicht wird
durch ein Kärtchen der ganzen Niederlande von etwa
6x6 cm" (3). (Fig. 1).
Onjuistheden in de beeldvorming van Nederland in het
buitenlandse aardrijkskundeonderwijs komen kennelijk
niet alleen voor in leerboekteksten, maar evenzeer in
het kaartmateriaal van schoolboeken en -atlassen.
Zoals wellicht bekend, stelt het Informatie- en
Documentatiecentrum voor de Geografie van Neder
land (IDG, gevestigd in het Geografisch Instituut van
de Rijksuniversiteit te Utrecht) zieh ten doel infor
matie over Nederland te verstrekken aan buiten Neder
land gevestigde personen en instellingen, waarbij in
de eerste plaats aan het aardrijkskundeonderwijs moet
worden gedacht.
Docenten van primair tot tertiair onderwijs, scholie-
ren en Studenten, alsmede auteurs en uitgevers van
leermiddelen vormen de belangrijkste groeperingen
onder de 'dientenvan het IDG.
Bij zijn activiteiten rieht het IDG zieh in sterke mate
op de voorlichting aan auteurs en uitgevers, en wel
om twee voor de hand liggende redenen: ten eerste
wordt door hen, via de leermiddelen, een zeer grote
markt bestreken, en ten tweede vormen deze leer
middelen vrijwel de enige mogelijkheid tot het ver-
krijgen van 'feedback' met betrekking tot de activitei
ten van het Centrum
Op ruwweg gesproken drie manieren kan de doelgroep
van de buitenlandse leermiddelenmakers worden be-
naderd:
1. door het organiseren van bilaterale schoolboeken-
conferenties over de wederzijdse revisie van leer
middelen (4), dan wel het deelnemen aan bilaterale
uitwisselingen en bestudering van schoolboeken en
-atlassen (zonder conferentie) (5);
2. door het verzamelen van buitenlandse leermiddelen,
om vervolgens de auteurs en/of uitgevers (onge-
vraagd) van de aangetroffen onjuistheden op de
hoogte te brengen;
3. door het leggen van contacten met auteurs en/of
uitgevers die een nieuwe of herziene publicatie
voorbereiden en hen in dit Stadium met het geven
van informatie, het leveren van documentatie-
materiaal en eventueel het corrigeren van manus-
cripten en drukproeven terzijde te staan.
Het behoeft geen betoog dat de laatstgenoemde metho-
de - 'revision before publication' - het meest effi-
cient is. In de beide andere gevallen gaat het om het
achteraf corrigeren van reeds bestaande publicaties,
waarbij het voornamelijk van de bereidheid finan-
ciele mogelijkheden) van de uitgever afhangt in hoe-
verre de aanbevolen correcties in eventuele herdruk-
ken worden verwezenlijkt.
Het enige probleem met betrekking tot de als derde
genoemde methode is dat het initiatief in deze geval
len van de 'dient' moet uitgaan. Het is daarbij dus
zaak dat - onder meer door aankondigingen - zoveel
mogelijk schrijvers en uitgevers van de mogelijkhe
den die het IDG biedt op de hoogte zijn.
Onjuistheden te kust en te keur
De talloze grotere en kleinere onjuistheden in het
kaartmateriaal in buitenlandse leermiddelen laten
zieh in een aantal categorieen onderbrengen. Daarbij
moet om te beginnen een duidelijk onderscheid worden
aangebracht tussen aanmerkingen met betrekking tot
de kaartinhoud - de 'boodschap' die de auteur door
middel van het kaartbeeld wil overbrengen - en de
kritiek op de kaartuitvoering.
1960
Fig. 1. 'Minikaartje' uit een Westduits schoolboek.
KT 1981. VII. 2
17