De eindtermen van de gei'ntegreerde
cursus kaartgebruik
Centraal Staat de gedachte dat de kaart de neerslag
is van de ruimtelijke struktuur, maar geen informatie
verschaft over de Processen, die tot die struktuur
geleid hebben.
Door middel van deze cursus kaartgebruik worden de
volgende doelstellingen bereikt:
1. De kinderen kunnen de verschillende kaarten met
behulp van de legenda lezen: topografische kaarten;
verschillende thematische kaarten (monothemati
sche en polythematische) en waterkaarten.
2. De kinderen kunnen de hoogtekaart en de daarvan
afgeleide dwarsdoorsnede met elkaar vergelijken.
3. De kinderen kunnen de relatie leggen tussen kaart
en grafiek.
4. De kinderen kunnen met behulp van de schaal van
de kaart afstanden berekenen.
5. Zij kunnen Symbolen benoemen en de inhoud ervan
omschrijven.
6. Zij kunnen met behulp van het register plaatsbe-
palen.
Praktijkvoorbeelden uit klas 1, 2 en 3
Klas 1.
AI in de eerste klas wordt het begrip "afdruk" ge-
introduceerd. De kinderen tekenen de contouren van
hun hand op een stuk tekenpapier en vervolgens wordt
deze afbeelding uitgeknipt. Aan de hand hiervan wor
den de volgende vragen gesteld: Waaraan kun je zien
dat het jouw hand is(lengte van de vingers, breedte
van de hand). Zie je ook verschillen? Wat zie je niet
op de tekening? (nagels, wratjes etc.) Weet je een
naam voor de uitgeknipte hand?
Om het verschil tussen een foto en een afdruk te kun
nen laten zien, wordt een foto van een hand getoond,
bijv. uit een geillustreerd tijdschrift. Ze ontdekken
op de foto meer details dan op een afdruk. Andere
opdrachten volgen om het begrip afdruk te accentue-
ren.
De volgende stap in de eerste klas is een eenvoudige
"afdruk" (plattegrond) van de klas op het bord. De
meest markante zaken uit de klas komen erop voor,
van bovenaf gezien. De afbeelding dient ter bespre-
king met de kinderen (fig. 1).
Na bespreking krijgen de kinderen de opdracht:
Teken de klas. Teken er zoveel mogelijk dingen, die
je in de klas ziet, in. Kijk eerst maar eens goed om
je heen, wat je allemaal ziet. De tekeningen worden
zeer verschillend. Sommige kinderen maken een
"gewone" tekening, maar er komen ook tekeningen
die "afdrukken" vertonen.
Als de tekeningen klaar zijn, worden ze met elkaar
vergeleken. Aan het einde van deze les wordt het
begrip "plattegrond" geihtroduceerd.
Klas 2.
Er is steeds uitgegaan van een thematisch-concen-
trische opbouw in de methode. Het voorbeeld uit
klas 1 wordt uitgebreid en verdiept in klas 2 (fig. 2
en 3).
De kinderen moeten na de les zelf een "plattegrond"
maken: een tekening van bovenaf gezien.
Klas 3.
In deze klas wordt het begrip plattegrond uit klas 2
nog eens herhaald.
De les "treintje speien" gaat weer een stap verder:
de plattegrond wordt nu gecombineerd met Symbolen.
Het voorbeeld is gekozen uit de "wereld van het kind"
(fig- 4).
De plattegrond is een voorbeeld uit de werkelijkheid
(fig. 5). Met opzet is ook een "kleine" plattegrond
opgenomen. AI naar gelang het niveau van de klas
kan het begrip schaal geihtroduceerd worden.
Na deze voorbeelden is de stap van foto naar platte
grond (fig. 6) en van foto naar topografische kaart
(fig. 7) voor de leerlingen een logisch gevolg.
Klas 3 sluit af met de relatie tussen luchtfoto en
kaart (fig. 8 en 9).
Het opnemen van het onderdeel "keuze van de wegen-
kaart" in de cursus kaartgebruik is gebaseerd op het
alledaags gebruik van kaarten. De eerste kennis-
making die kinderen maken met kaarten, betreft mees-
tal niet de atlas, maar wegenkaarten die de ouders in
de auto of op de fiets gebruiken.
Hierbij hebben wij willen aansluiten. In een later
Stadium worden kaarten uit de atlas geihtroduceerd.
Enkele voorbeelden uit de hogere klassen
In klas 4 worden verschillende soorten kaarten behan-
deld« De nadruk valt op het gebruik van de kaart: wat
kan ik van de kaart aflezen. In de les "van oranje
Steden en ronde vliegvelden" Staat het gebruik van de
legenda centraal. Door middel van foto's is getracht
aan een symbool inhoud te geven.
Via opdrachten wordt het gebruik van de legenda ge-
oefend (fig. 10 en 11).
Op deze wijze leren de leerlingen het begrip schaal
hanteren en toepassen, maar tevens krijgen zij weer
de verschillende soorten kaarten onder ogen.
In klas 4 worden nog een groot aantal thema's in
kaart gebracht, die gezien de lengte van dit artikel
buiten beschouwing moeten blijven.
Naast de thema's wordt in de delen voor klas 5 en 6
aandacht besteed aan de afzonderlijke landen en
werelddelen. Wat uitvoering betreft, worden zowel
de landen als de werelddelen uniform weergegeven
in de praatboeken. Als voorbeeld is Australie" ge-
nomen (fig. 12).
Er is bij de behandeling van de landen en de wereld
delen naar gestreefd beeld en kaart elkaar zoveel
mogelijk te laten aanvullen. Als basiskaart is de
hoogtekaart gekozen. Samen met een dwarsdoorsnede
geeft deze het kind een indruk van een relief van het
land.
Monothematische en polythematische kaarten dienen
om met elkaar vergeleken te worden.
In de handleiding wordt er steeds weer op gewezen,
dat kaarten die verschillende spreidingspatronen
weergeven, zoals het nederzettingspatroon en het
bodemgebruikspatroon, wel met elkaar in verband
staan of kunnen staan, maar dat de aard van deze
verbanden niet van de kaart kan worden afgelezen.
26
KT 1981. VII. 2