Hoger onderwijs in de kartografie.
Ontwikkeling en huidige tendenzen
K. A. Salisjtsjev
De hogere opleiding van kartografen in de Sovjet-Unie
ontwikkelde zieh sedert de jaren '20 längs twee wegen:
in 1923 ontstond een ingenieurs opleiding aan het
Moskouse landmeetkundig instituut (thans het Moskouse
instituut voor ingenieurs in de geodesieluchtfoto-
grafie en kartografie) en iets later, in 1929-30, een
universitaire opleiding binnen de geografische facul-
teiten van de universiteiten van Moskou en Leningrad.
De Sovjet-Russische kartografische school had het
geluk dat aan haar wieg twee voortreffelijke geleerden
stonden: de geodeet F.N. Krasovskij en de geograaf
A.A.Borzov, die beiden de gedachte uitdroegen dat
de kartograaf begrip dient te hebben van de essentie
der in kaart te brengen zaken. Hoe werd deze idee
verwezenlijkt en welke vakliteratuur stond Studenten
en docenten ten dienste Als toenmalig student kan ik
mij de omstandigheden van destijds nog goed herinne
ren.
Van de 36 vakken die destijds aan het Landmeetkundig
instituut werden onderwezen, behoorden er vijf spe-
ciüek tot het terrein van de kartografie, nl. kaart-
projectie, kaartontwerp, redactie van speciale kaar-
ten, uitgeven van kaarten, overzicht van kaartwerken,
en voorts vijf tot de aardwetenschappen: geologie,
fysische geografie en topologie, geomorfologie van
Rusland, economische en sociale geografie alsmede
de methodiek van het fysisch-geografisch veldwerk.
Hoewel deze vakken op zieh goed werden onderwezen,
vormden ze samen nauwelijks een goed afgewogen
leerplan voor kartografen. De projectieleer werd in
strikt wiskundige vorm behandeld, de eigenlijke
kartografische vakken werden gedoeeerd door voor
de revolutie opgeleide militaire topografen die,
volgens de opvattingen van V.V. Vitkovskij, het
maken van kaarten beschouwden als een puur tech
nische handeling waarbij het voltooide graadnet werd
ingevuld met verkleinde afbeeldingen van terrein-
details.
Kartografische literatuur was uiterst Schaars. Het
enige beschikbare leerboek was Kartograija van de
genoemde Vitkovskij (1907) dat, in strijd met zijn
titel, alleen de theorie der kaartprojecties bevatte.
Dan was er nog het in het Russisch vertaalde, zeer
elementaire boek van (de Nederlander) H. Zondervan:
De geografische kaart, haar geschiedenis, ontwerp
en reproduktie (1909). Overigens waren toen ook in
het buitenland werken over kartografie sporadisch.
Borzov beval sterk het Franse standaardwerk
Topologie van de Fransman Berthaut (1923) (1) aan,
misschien wel het vroegste voorbeeld van een goed
gefundeerde geografische analyse van topografische
kaarten. M. Eckert's Kartenwissenschaft (I, 1921;
II, 1925) werd wegens de tijdsomstandigheden eerst
in de jaren '30 voor Sovjet-kartografen toegankelijk.
Bijgevolg leerden beroepskartografen de Studenten
dat kartografie bestond uit een aantal technische
manipulaties voor het maken van kaarten (J.J.Steppe:
Praktische kartographie (1937), O.A. Sergeev: Het
ontwerpen en redigeren van militaire kaarten (1939)
(2)).
Ondertussen begon zieh in de jaren '30 een meer
geografische richting in de kartografie te vormen,
sterk bevorderd door een universitair initiatief tot
het samenstellen van thematische atlassen van de
stadsgebieden van Moskou en Leningrad, en later
door werk ten behoeve van de Grote Sovjet Wereld-
atlas. Aan het Moskouse Instituut voor Geodesie,
luchtfotografie en kartografie (MIIGAIK) en aan de
Moskouse universiteit werd de geograaf V. A.
Kamenetskij en in Leningrad Ju.M. Sjokalskij als
docent in de kartografie aangesteld. Van invloed was
ook het verschijnen van N.N. Baranskij's Economische
kartografie (1939-40) en K.A. Salisjtsjev's Grond-
slagen van de kartografie (1939-42), beide als neer-
slag van gegeven Colleges.
In de uitgebreide discussie die volgde op de in 1940
in Geodezist versehenen recensies over de boeken
van resp. Sergeev en Salisjtsjev kwamen nu twee
opvattingen omtrent het hoger onderwijs in de karto
grafie naar voren.
De eerste beschouwde de kartografie als de techniek
van het samenstellen en uitgeven van kaarten. Het
aanleren van technische en praktische vaardigheid
stond hierbij op de voorgrond.
Volgens de andere opvatting vereiste de wetenschap-
pelijke ontwikkeling van de kartografie een analyse
van de kaartinhoud om zo te komen tot een optimale
weergave van de werkelijkheid. Deze opvatting kwam
vooral het kartografische generaliseren op geogra
fische basis ten goede en heeft in de daaropvolgende
20 tot 25 jaren het kartografisch onderwijs in de
Sovjet-Unie bepaald, zij het dat de realisering ervan
in de versehillende instellingen voor hoger onderwijs
speeifieke trekken vertoonde.
De kartografische faculteiten van de technische hoge-
scholen, hoofdzakelijk gerieht op de werkzaamheden
van het Directoraat voor Geodesie en Kartografie
(GUGK) bleven hun aandacht concentreren op de
technologie der kaartproduktie, zij het dat men een
zekere zwenking maakte naar de voor massa-versprei-
ding bestemde kaarten en atlassen (school- en
administratieve kartografie, topografische kaarten etc.).
28
KT 1981. VII. 2