het buitenland in een van de plaat-
selijke versie afwijkende, Neder-
landse vorm).
Naast de landennamen worden ook
de inwoners en de op de landenna
men gebaseerde bijvoeglijke naam-
woorden in de lijst gegeven. Van
de landennaam zelf geeft de lijst
twee versies, de populaire en de
officiele.
De opgaven zien er als volgtuit:
Brunei - het Sultanaat Brunei -
bruneier - bruneis;
India - de Republiek India - indier
- indisch; enz.
In totaal zijn er 229 staatkundige
eenheden op deze manier behandeld
Het is te hopen dat door het volgen
van deze lijst de discrepanties tus-
sen de media en de kartografische
naslagwerken die ons begeleiden
bij het leren kennen van de wereld,
wat betreft de spelling der landen
namen, zullen verdwijnen.
Vaak vindt men in eenzelfde krant
verschillen tussen de landennamen
in de kaarten en in de bijbehorende
tekst.
F. J. Ormeling jr.
DE GROTE BOSATLAS. 49e druk.
Groningen, Wolters-Noordhoff.
159 kaartblz.registers. 24,5 x
34 cm. 1981. ISBN 90 01 12100 4.
Prijs f 59,—.
Het bespreken van de 49e druk van
de 'Grote Bos' voor ons tijdschrift
is zeer vergemakkelijkt doordat de
uitgever, de firma Wolters-Noord
hoff, aan al onze leden een aan-
trekkelijke brochure, getiteld
Verantwoording, heeft toegestuurd,
waarin de voornaamste verande
ringen ten opzichte van de vorige
druk zijn opgesomd en toegelicht
met een aantal gekleurde kaartjes.
Ik kan mij dan ook beperken tot
een (uiteraard subjectieve) beoor-
deling van een aantal vernieuwin-
gen in bestaande kaarten en van
een kleine keuze uit de geheel
nieuwe kaarten. Er zijn er heel
wat, en dat is alleen mogelijk ge
worden doordat een nog groter
aantal is vervallen (zie de Verant
woording), waardoor het aantal
kaartbladzijden van 164 tot 159
is teruggebracht. De gebruikers
mögen de uitgevers wederom heel
dankbaar zijn dat zij deze vele
vernieuwingen ook nu weer moge
lijk hebben gemaakt, en de bewer-
kers voor de wijze waarop zij deze
hebben uitgevoerd. Er is deze
keer geen hoofdredakteur vermeld;
in de Verantwoording zijn de meer
geografische onderwerpen (zoals
themakeuze) behandeld door drs.
K.Parie, de meer kartografische
door drs. G.F.Willems.
Als we beginnen met de hoofdkaar-
ten van landen en werelddelen, dan
zien we bij de orografische kaarten
van de werelddelen een grote ver-
betering, waar al vaker op was aan-
gedrongen, nl. het aanbrengen van
rode Staatsgrenzen. De gebruiker
ziet nu met ddn oogopslag hoe het
relief van een bepaald land er uit
ziet en kan zieh beter op de kaart
orie'nteren. Verder is de leesbaar-
heid van de hoofdkaarten vergroot
doordat de riviernamen niet meer
in blauw doch in zwart zijn afge-
drukt. De bergschaduwing is op
een aantal bladen wat verzwakt
(vooral bij de bladen Europa en
Oost-Europa), waardoor het
overdreven rimpelige beeld van
in werkelijkheid bijna vlakke ge-
bieden nu is verdwenen. Door een
andere manier van binden lopen
kaarten op twee tegenover elkaar
liggende bladzijden niet meer door,
rriaar de smalle strook wit midden
door de kaart is nauwelijks hinder-
lijk.
Geheel vernieuwd is het blad van
de Grote Oceaan (127), dat iets
kleiner en veel mooier is gewor
den; alleen jammer dat het staat
kundige kaartje van de Pacific (140
in de 48e druk) is vervallen.
Eveneens vernieuwd zijn de beide
poolkaarten (131), die veel duide-
lijker zijn geworden, maar tege-
lijk wat nuchterder en minder
plastisch.
Een nieuwkomer is het blad
'Nederland, Provincies' (8),
eigenlijk een tot zijn eenvoudigste
vorm teruggebrachte algemene
overzichtskaart (hij bevat nl. ook
verkeerswegen en plaatsen). Op
het eerste gezicht ziet het blad
er wat plomp uit in vergelijking
met zijn fijn bewerkte overbuur-
man en vele andere bladen in de
atlas, maar in feite is het toch
een zeer functionele kaart.
Opvallend is het krachtige letter
type, dat we ook in andere ver-
nieuwde bladen aantreffen en dat
duidelijker is dan het dünne en
soms moeilijk leesbare letter
type van de oudere kaarten.
Terwijl het aanbrengen van de
Staatsgrenzen op de orografische
kaarten een verbetering is, blij-
ven de grenzen op de thematische
kaarten nog een zwak punt in de
atlas. De dünne streep-punt-
lijntjes gaan vaak verloren in de
thematische inhoud, zodat men
niet direct ziet of bijv. een olie-
veld in het ene of het andere land
ligt. Het ergst is dit bij vrij
volle kaarten, bijvoorbeeld waar
bodemgebruik met mijnbouw is
gecombineerd: op het reeds in de
vorige druk voorkomende blad van
de Middellandse Zee (74-75 A) kost
het de grootste moeite om de om-
trek van bv. Oostenrijk te vinden,
en op het fraaie vernieuwde blad
van het Midden-Oosten (97), dat
in de vorige druk nog staatkun
dige kleuren had, moet men
zorgvuldig kijken om de omstre-
den grens tussen Irak en Iran te
zien.
Dat het ook anders kan tonen de
mooie nieuwe choropletenkaartjes
van Europa (45 B,C, 46), waar de
staten door een krachtige zwarte
lijn zijn begrensd en de onderdelen
daarvan door dünne zwarte lijn-
tjes, die tevens de kleurgrenzen
zijn. Heel fraai zijn ook de zacht-
rode kleurbiezen längs de grenzen
op het nieuwe economische kaartje
van West-Afrika (108 E). Een kleur-
bies kan echter ook te zwaar worden
op het staatkundige kaartje van
Israel (98 D) lijkt het of de 'West-
oever' door een reep Israel van de
Jordaan is gescheiden, terwijl hier
alleen de grens van het bezette ge-
bied wordt bedoeld.
In aansluiting op de geografische
hoofdkaarten moet nog iets gezegd
worden over de stadskaartjes. Dat
deze een vernieuwing hebben onder-
gaan, hebben de lezers al kunnen
zien in de Verantwoording, waarin
een stuk van New York in de oude
en de nieuwe uitvoering is afgebeeld.
De bebouwing is bij de meeste
stadskaartjes nu gedifferentieerd
in 'Zakencentrum'Overige kan-
toor- en winkelgebieden' (soms),
'Industrie' en 'Woongebied'. Met
dit laatste woord wordt wel eens
wat slordig omgesprongen, zo'n
woongebied bevat vaak veel meer
dan dat (op blad 28 F en de haven-
kaarten van blad 32 zelfs het hele
zakengebied)Een omschrijving
als 'Overige stadsbebouwing', zo
als op enkele andere kaartjes,
verdient dan ook de voorkeur.
Nieuwkomers zijn de beide gede-
tailleerde stadskaarten van
Amsterdam. De ene (34) toont de
40
KT 1981. VII. 2