De ontsluiting van oude kaarten in Nederlandse verzamelingen sinds 1960 M. Donkersloot-de Vrij MHH Vooral de laatste decennia is het besef steeds sterker geworden dat een volledige ontsluiting van de nog be- waard gebleven oude kaarten en atlassen zeer gewenst is, enerzijds om de raadpleging ervan bij diverse soorten wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken, anderzijds ook om te komen tot een verantwoorde con- servering van deze cultuur-historiseh waardevolle documenten. De verschallende publicaties, zoals gid- sen voor kaartenverzamelingen, kaartencatalogi, archiefinventarissen met afzonderlijke kaartenlijsten, kartobibliografieen, catalogi van kaartententoonstel- lingen, facsimile-uitgaven van oude kaarten enz. ge- tuigen ervan. De eerste activiteiten die in deze richting ontplooid werden dateren reeds uit de vorige eeuw, maar van een enigszins systematische aanpak was tot voor kort geen sprake. De particuliere kaart- en prentverzame- laar J.T.Bodel Nijenhuis (1797-1872) was in Nederland de eerste die in 1839 met zijn 'Beredeneerde lijst van de kaarten der provincie Utrecht in het algemeen (onder den schrijver dezes berustende)' versehenen in Tijdschrift voor Geschiedenis, Oudheden en Statistiek van Utrecht bij N. van der Monde jrg. IV nr. 10-12 en jrg. V nr.. 1, de waarde zag van dergelijk soort publicaties (1). Zijn belangrijke grote kaartenverzame- ling kwam in 1872, na zijn dood, in bezit van de Leidse Universiteit en Staat bekend als de collectie- Bodel Nijenhuis. Na hem volgen anderen zijn voor- beeld, o.a. P.A. Leupe en J.H.Hingman (beiden werk- zaam in de tweede helft van de 19de eeuw op het Alge meen Rijksarchief met zijn - ook toen al - immens grote kaartenverzameling) kunnen met name in dit verband genoemd worden (2). Hun publicaties worden - hoewel ze beslist niet meer overeenkomen met de eisen die tegenwoordig aan kaartencatalogi worden ge- steld - nog altijd geraadpleegd, omdat verbeterde versies (nog) niet gepubliceerd zijn. Bij het maken van beschrijvingen van kaarten ten behoeve van een kaar- tencatalogus ging iedereen te werk volgens een eigen methode, omdat algemeen geaeeepteerde regels hier- voor niet bestonden. Ook nu nog is deze situatie zo, hoewel binnenkort uitzicht is op de regels voor kaartbeschrijvingen opgesteld door een commissie van de FOBID (Federatie van organisaties op het gebied van het bibliotheek-informatie- en documen- tatiewezen), welke aan een internationaal voorgesteld systeem getoetst zijn. Van de vele kaartenverzamelingen die Nederland rijk is, werd nog maar een klein percentage volledig be- schreven. Hiervan zijn lang niet altijd gedrukte cata logi uitgegeven, ook omdat sommigen - mijns inziens ten onrechte - de mening zijn toegedaan dat deze niet in druk behoeven te verschijnen. In zo'n situatie is het dan ook niet moeilijk voor de historisch-karto- grafische onderzoeker om echte ontdekkingen te doen in de kaartenverzamelingen. Hoewel dit de individuele vinder natuurlijk prettige sensaties kan geven, is deze situatie uit het oogpunt van een goede beoefening van de historische kartografie allerminst bevredigend. Deze gedachten zullen ongetwijfeld voor professor Koeman de drijfveer zijn geweest - nadat hij in 1950 zijn eerste belangrijke ontdekking op dit gebied had gedaan in het archief van de Topograüsche Dienst te Delft: ca. 100 unieke manuscriptkaarten van Zuid-Afrika uit de periode 1752-1812 (3) - om een inventariserend onderzoek te doen naar de huidige en vroegere kaartenverzamelingen in ons land met betrekking tot de oude kaarten. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in zijn proefschrift dat in 1961 te Leiden verscheen onder de titel Collections of Maps and Atlases in the Netherlands. Their history and present State. Op dat moment was er in het buitenland slechts ddn soortgelijke publicatie be kend, hoewel geheel anders van opzet, namelijk H.Kramm, Verzeichnis Deutscher Kartensammlungen (Wiesbaden, 1959). Inmiddels zijn in de diverse lan den meer van dergelijke publicaties versehenen en vorig jaar kwam een nieuwe Gids voor kaartenverza melingen in Nederland uit, samengesteld door Annemieke van Slobbe op instigatie en met medewer- king van de Werkgroep Kaartbeheer van de Neder landse Vereniging voor Kartografie. Afgaande op de titels zou men er toe kunnen komen een vergelijking van de Gids met Koemans dissertatie te maken, maar deze publicaties lenen zieh daar nauwelijks toe. De Gids met de sterk systematische beschrijving van 138 kaartenverzamelingen, kan voornamelijk als aanvulling worden aangemerkt met betrekking tot de kaartenverzamelingen die ook (of uitsluitend) moderne kaarten bevatten. Deze zijn in Koemans dissertatie, waarin 186 grote en ook hele kleine kaartenverzamelingen aan de orde komen, buiten beschouwing gelaten. Door hem is naast een syste matische beschrijving van de Nederlandse kaarten verzamelingen ook een uitvoerige en boeiende be schrijving gegeven van het ontstaan van kaartenver zamelingen vanaf de 16de tot en met de 19de eeuw, met daaraan toegevoegd een kleine bibliografie van atlassen die versehenen zijn vödr 1800. Dit laatste is door hem aanzienlijk verder uitgewerkt in zijn publicatie Atlantes Neerlandici (zie hiema de publi caties genoemd onder Kartobibliografieen)Hoewel KT 1981. VII. 3 29

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1981 | | pagina 31