Op deze kaart van Europa komt de ontwikkeling van de rol die de Nederlandse reder als Europese 'vrachtvaarder' speelde duidelijk tot uitdrukking. Een kort overzicht van de ontplooiihg van de Neder landse handel rond de wisseling van de zestiende naar de zeventiende eeuw is noodzakelijk om de achtergrond van de kaart duidelijk te maken (7). In belangrijke mate gaat het om een ruil van handels- goederen, waarin de Nederlandse reder een hoofd- rol speelt als koper, verkoper, tussenhandelaar en verscheper. Het zwaartepunt van de Hollandse en Zeeuwse reders lag op de 'Oostvaart', de handel door de Sont met de landen gelegen aan de Oostzee. Deze gebieden waren leveranciers van in het bijzonder graan (rogge en tarwe)hout en andere grondstoffen voor de scheeps- bouw (teer, koper, huiden, hennep, vlas), goederen die grote laadruimte vergden. De schepen zeilden aanvankelijk in ballast naar de Oostzee en maakten deze reis twee tot drie keer per zomer (vanaf begin april) Met de verruiming van de horizon van de Nederlandse scheepvaart werden ook de afstanden groter waarover de scheepsladingen moesten worden vervoerd. Er ontstond een direct verkeer van de Portugese en Spaanse havens Sdtubal en Sanlucar de Barrameda naar de Baltische kusten (op onze kaart vertegenwoor- digd door de havenge ziehten van Danzig en Reval, samen met de Sont). In de aan de Oostzee gelegen landen was in het bijzonder vraag naar voedings- middelen (melkprodukten, haring, zout, wijn) textiel en luxe artikelen (specerijen en zijde). Er konden in de 'Westvaart' op de Spaanse en Portugese havens ook Franse en Engelse havens in de route worden opgenomen (op onze kaart de havens van Brest, La Rochelle en de monding van de Thames). Het initia- tief hiertoe werd vaak aan de schipper overgelaten. Andersom zeilden Nederlandse schepen van de graan- en houthavens in de Oostzee met ladingen naar Lissabon, waar in sommige gevallen de schipper de opdracht kreeg de Straat van Gibraltar naar Genua of Livorno door te Zeilen, afhankelijk van de fluc- tuerende marktprijs van rogge en tarwe in de diverse landen. Ondanks de politieke geschillen kon op den duur geen enkel handelsverbod op het Iberische schiereiland het verkeer afdoende belemmeren. De 'Straat-vaart', dat is de vaart door de Straat van Gibraltar, kan men als een direct verlengstuk van de 'Westvaart' beschouwen. Het verband tussen de Spaans-Portugese en de Italiaanse vaart lag vooral in het feit, dat de Nederlandse scheepvaart onderweg over schuilhavens moest kunnen beschikken en de schippers voor hun retourvaart vrijwel volledig van Spaanse ladingen afhankelijk waren (zout, olie, zuid- vruchten, specerijen). De in Italie heersende mis- oogsten en hongersnoden waren er de oorzaak van dat dit land een lucratief afzetgebied voor het Baltische graan vormde. Vooral sedert het laatste decennium van de zestiende eeuw vormde de 'Straat-vaart' een belangrijke bijdrage voor de Hollandse-Zeeuwse handel, waarbij men o.a. van de ervaringen en han- delsbetrekkingen van de uit Antwerpen gevluchte kooplieden kon profiteren. De belangrijkste havens voor de Hollandse en Zeeuwse reders waren Livorno, Genua en Venetie. Op onze kaart van Europa zijn er niet minder dan acht havengezichten uit het gebied van de Middellandse Zee ingetekend (VenetiS, Ancona, Corfu, Ragusa, Napels, Genua, Messina, Malta). Naast de natuurlijke risico's van wind en water, dreigden op deze reizen nog aanvallen zowel van Spaanse zijde als van de zeerovers uit Noord-Afrika. Interessant is het feit dat op onze kaart bij de afge- beelde havengezichten drie piratenhavens in Noord- Afrika (Organ, Algier en Goletta[Tunis] zijn opge nomen. De 'Straat-vaart' reikte in het begin over het algemeen niet verder dan tot de Adriatische Zee, wat duidelijk op onze kaart tot uitdrukking komt. De rei zen naar de landen van het Turkse Rijk boden voor- lopig nog te veel onzekerheden. Een woord moet nog worden gerept over de 'Noorder- vaart'. Uit Noorwegen werd stokvis (gedroogde kabel- jauw) en vooral hout geimporteerd. In de scheeps- bouw en in andere houtverwerkende bedrijven was er natuurlijk grote vraag naar de goede kwaliteit hout uit Scandinavie". Mede door de invloed van de uit Antwerpen körnende kooplieden groeide ook de vaart naar Kola en de Witte Zee, waar reeds in 1578 op de plaats van het latere Archangelsk aan de monding van de Dwina een factorij was opgericht om met de 'Moscovische handel' een begin te maken. In de haven gezichten op onze kaart is de Noorder-vaart' met 'Kilduyn' (Kil'din) en 'Wardhuys' Vardcf) vertegen- woordigd. Deze kaart van Europa van Cornelis Doedszoon was niet alleen voor de koopman bestemd, aan wie hij be langrijke informatie over de handelsgoederen van de diverse landen bezorgde, maar ook voor de zeeman. Voor hem deden in de eerste plaats de vijfentwintig havengezichten aan de kaartranden dienst, die het aan- en uitlopen zouden vergemakkelijken. Boven- dien wordt in twee uitgebreide legenda's in Europa resp. Noord-Afrika over methodes gesproken, die gebruikt konden worden om de afstanden tussen havens te bepalen: Mannier om de Streckinge van alle plaetzen te vinden Dusdanich een instrumentgen salmen maken van coper ofte parquement gedeelt als dit naervolgend in 16. linien ofte winden, waer- van de eene met een cruysken beteekent Oost ende West. Dit instrumentgen salme aldus gebruyeken, ghy sult den midden daer het gaetgen is, geteekent met letter A. bringe op de plaetse van waer ghy begeert te seylen (welke wy de eerste plaetse nommen) stekende daer in een spelde ofte naelde waeran een draytgen vaste gemaeckt sijn sal, dit gedaen synde stelt ghy dat instrumentgen dat het met syne rechte syde ligge gelijckformich de cruyslynien van Suyden ende Noorden. Aisdan sult ghy den voomomden draet uytspannen recht over de ander plaetse daer ghy begeert te varen en sult alsoo de streckinge van beyde dese plaetsen sekerlick meercken. Ende ook an circumferentie ofte ommeloop deses instruments dien hoe veel dat de streckingin (sie) verschillen, het sy een ge- heel, half quar=/tier meer ofte min. Daarna volgt een verklaring met een tekening van zo'n instrument: 'Desen regel mach men maecken so lanck als men begeert. Hy dient oock voor een Scala ofte pasmaete als in ander Caerten'. Eerste Cruyslinie vande welcke men de naeste 38 KT 1981. VII. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1981 | | pagina 40