Atlas kartografie als vrucht
der middelschalige kartografie
J. J. C. Piket
De ruim 400 jaar oude geschiedenis van de atlas neemt
bij benadering slechts ddn zesde deel in van de onge-
veer 2500 jarige ontwikkelingsgang van geografie en
kartografie. Deze twee vakken waren in sommige fa-
sen met elkaar verweven als in een wisselend rollen
spei van meester en gezel, maar soms maakten zij
gescheiden ontwikkelingen door. Onze tijd nu vertoont
zowel het een als het ander: veel modern geografisch
onderzoek Staat ver af van de kaart als informatiebron
en als communicatiemiddel en anderzijds is de samen-
stelling van middelschalige kaarten en van atlassen in
Sterke mate aangewezen op de geografie. Van oudsher
ontieenden aardrijkskundigen dan ook kennis aan der-
gelijke kaarten, zoals blijkt uit een ets in Spinneker's
Leerzame Zinnebeeiden (Haarlem 1714). Op de werk-
tafel van een aardrijkskundige leunt een opengeslagen
boek tegen een globe, de kaart van Europa Staat te
linkerzijde en op tafel ligt een kaart van Holland en de
Fig. 1. Een 18e eeuwse aardrijkskundige in zijn
studeerkamer
Zuiderzee ter bestudering uitgerold. De passer in de
hand van de jonge geleerde doet de aard van zijn kaart-
gebruik vermoeden en het lijdt geen twijfel of de be-
tekenis van de kaart voor de geografie was in de na-
dagen van de Gouden Eeuw een andere als die-in onze
tijd.
De moderne geograaf immers rieht zijn vaak gedetail-
leerd onderzoek meer op veranderingsprocessen van
samenlevingsvormen en van nederzettingen of op de
fysische ontwikkelingsgang en de ecologie van gebie-
den. Hoewel de kaart ook voor de moderne geograü-
sche onderzoeker als informatiebron fungeert, ver
werft hij toch het leeuwendeel van zijn gegevens uit
directe waarneming van zijn studie-object, terwijl
hem voor de weergave van onderzoeksresultaten,
naast tekst en kaart abstracte modellen en statistische
uitdrukkingsmethoden ter beschikking staan.
De afbeelding van de vroeg 18e eeuwse aardrijkskun
dige brengt de foto in herinnering, geplaatst in het
Utrechtse Nieuwsblad in 1964 ter gelegenheid van de
benoeming van de geodeet Koeman tot lector in de
kartografie. Deze afbeelding, 250 jaar jonger dan
bovengenoemde ets, toont de eerste Ordinarius in de
kartografie aan een Nederlandse universiteit gebogen
over een atlas zoals die gebruikt werd door aardrijks
kundigen der Gouden Eeuw en die thans deel uitmaakt
van de rijke collectie der Utrechtse universiteit.
Overeenkomst dus wat betreft het kaartenmateriaal,
maar verschil in tijd van bestudering ervan. De 18e
eeuwse aardrijkskundige ontleent gegevens aan de
voor hem nog recente kaarten, de juist benoemde
geodeet-kartograaf behoedt de inmiddels oude atlas
voor vergetelheid door de nagenoeg onbeschreven
universitaire kaartenverzameling te klassificeren en
te ontsluiten voor nieuw onderzoek. Deze taak had al
te lang op uitvoering moeten wachten, immers de band
tussen de academische geografie en kartografie was
Fig. 2. De kartograaf Koeman bij de beschrijving
van een oude atlas (UN Foto - Ton Stramrood.
KT 1981. VH. 3
41