üSSF35* Zowel op de wereldkaarten als op de omgevingskaar- ten werden, naar grootte en vorm gevarieerde, ügu- ratieve kaarttekens gebruikt. Niet genormaliseerd of gestandaardiseerd, waren deze slechts geschikt voor individueel gebruik en hadden dus nog niet het karak- ter van Symbolen. De kaarten der Oudheid zijn dan ook afbeeldingen die geen legenda behoeven, en men kan deze beginfase der kartografie als "pre-symbo- lisch" karakteriseren. Naast de kleinschalige en grootschalige kaarten kende men nog geen middel- schalige kaarten. De kartografie was immers nog onmachtig om tussen de kleinschalige geometrische wereldkaart en de topografische schets van de direc- te leefomgeving middelschalige kaarten van land- streken te vervaardigen. Ten eerste zou de "chorografie", dat is de toenmalige zeer onsystematische historische en geografische beschrijving van middelgrote gebieden, slechts ge- gevens voor een fragmentarisch kaartbeeld hebben opgeleverd. Maar voorts beschikte de kartograaf der Oudheid nog niet over een systeem van kaartsymbo- len om de generalisatie naar middelschaal te kunnen uitvoeren. Hoewel de kaartinhoud zieh tijdens de laat-Romeinse en vroeg-middeleeuwse perioden sterk wijzigde, kwam er naar schaalgebruik nog geen wijziging. In de eeuwen tussen 200 en 1100 n.Chr. verlegde de beschouwingswijze der aarde zieh, bij een overigens geringe kaartproduetie van een wiskundige naar een theologisch-levensbeschouwelijke. De aarde, opge- vat als middelpunt van het heelal, werd niet meer als bol, doch als ronde schijf afgebeeld, met Jerusalem als centrum. Aldus ontstond de "mappa mundi", de kleinschalige ronde wereldkaart, groot genoeg echter om alles, wat de in zichzelf gekeerde middeleeuwer over de aarde dacht, te bevatten. Ten behoeve van de dagelijkse praktijk maakte men ook wel kaarten op grote schaal van de eigen leefomgeving. Als kaarttekens kwamen, zowel wegens gebrek aan terreinkennis als het nog niet beheersen van een systematische symbolentaalfiguren in zwang die uitzonderlijk vergroot waren in verhouding tot de kaartschaal en de geografische verschijnselen die zij moesten representeren, zoals een monumentaal ge- bouw voor een stad als Rome. De kartograaf over- brugde, als het wäre zonder generalisatie, het schaal- verschil tussen de grootschalige en de kleinschalige kaart, door namelijk grootschalige figuratieve kaart tekens, afbeeldingen van objecten uit de dagelijkse leefomgeving, op de kleinschalige wereldkaart te plaatsen. De Hereford World Map van 1280 is aldus samenge- steld en illustreert de onmacht van de middeleeuwse kartograaf om middelschalig te karteren. Van sym- bolisatie, het gebruik dus van niet-individuele, meer- voudig toepasbare kaarttekens was nog geen sprake, en derhalve was ook een legenda overbodig. De vroeg-middeleeuwse kartografie was dus, evenals die der Oudheid, tweeschalig en pre-symbolisch. Het wachten was op nieuwe geografische en kartografi- sche impulsen. Deze kwamen met de opbloei in noord- en midden-Italie van de Cultuurperiode der Renaissance. Aa tS Ötidt* V ■cd'omrwfl -y«anJni' r ~'_z- „V* SwtNK- f A y ftdif-P»' K-.-r—-v-- J, .w «- Fig. 4. De Nijldeltä op de Hereford World Map 1280) Portulanen: aanzetten vanuit zee tot middelschalige kartografie. Fra Mauro' proto-symbolische wereldkaart De Renaissance bracht naast een critische houding ten opzichte van gevestigde opvattingen en praktijken ook de lust tot ontdekking van onbekende gebieden. Mede daardoor nam de zeevaart in betekenis toe, hetgeen de behoefte aan meer en betere navigatie- gegevens stimuleerde. Rond 1300 kwam daartoe de portulaankaart in zwang met veel gegevens over kus- ten en havens en met kompasrichtingen. Voor ons thema is het van belang op te merken dat de schaal dezer kaarten enerzijds afgestemd diende te zijn op de kustnavigatie en anderzijds op de overzichtelijke kartering van de kusten der Middellandse Zee en later ook van kusten meer westelijk en oostelijk. Deze tweevoudige eis noopte tot het ontwikkelen van middelschalige kaarten, waarop de landgebieden echter, gezien het doel van de kaart, maar voorals- nog ook bij gebrek aan gegevens leeg bleven en dan plaats boden aan fantasiegegevens en decoratie. Toen geleidelijk aan, dank zij landreizigers als Marco Polo, meer landtopografie bekend werd, kre- gen ook de landgebieden meer vulling. De befaamde wereldkaart van Fra Mauro uit 1459 markeert deze voortgang van de kartografie (fig. 5). De bekende wereld groeide buiten de ring van de middeleeuwse wereldkaart en het religieuze motief om Jerusalem in het kaarteentrum te plaatsen verzwakte. De re- latief dichte topografische vulling van landgebieden op Fra Mauro's kaart, bij de beperkte plaatsruimte voor zeeen toont aan dat de middelschalige landkaart zieh nu zelfstandig naast de zeekaart gaat ontwikke len. Dit feit nu gaat gepaard met een semiologische kentering: de toegenomen veelheid aan topografische gegevens, zoals Steden, waarvan men de individuele vormen onvoldoende kende, noopte als vanzelf tot een KT 1981. VII. 3 43

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1981 | | pagina 45